Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijDe Familie H. Valkenburg.
| |
[pagina 72]
| |
't Is een leventje om meer dan 100 jaar oud te worden! Dominé's, dokters, professoren, allen staren mij met verbazing aan, en begrijpen niets van zulk volhouden van een exemplaar van de zwakke sekse! zij zouden mij wel dood willen slaan, maar dat durven zij niet, en op dood werken beginnen zij ook alle hoop te verliezen! Leven de vijanden! Mijn triomf in Amsterdam is reusachtig geweest! ......................... Van de mijnen (exemplaren van Judith) heb ik er dadelijk één aan de VeerGa naar voetnoot1 gezonden met twee invitatiekaartjes er bij, om hem in de gelegenheid te stellen gratis mijn beide lezingen te hooren. Amsterdam stond dom voor zóó veel audace en Vossianen, Veerianen, Modemannetjes enz. vereenigden zich en sloten zich bij elkander aan om met gezamenlijke kracht één vrouw te doen vallen! Zij kwamen op mijn beide lezingen en ..... braken hun woord! Zij hebben mij niet alleen geapplaudisseerd, maar in Frascati zelfs tot twee malen toe terug geroepen! - 't Publiek is een heel goed kind, al boudeert 't tusschenbeide ook eens! De Veer heeft mij de eer aangedaan van een geheelen feuilleton over mijn lezing in de Parkzaal te schrijven; een curieux pronkstuk van onwetendheid, waarin hij onder anderen beweert dat ik wel goed voor Soubrette zou wezen; ‘Ristori was ook als soubrette begonnen!’ Zoo werd mij in Groningen verweten dat ik te hoog had willen vliegen in mijn drama, daar een krankzinnige-scène als die van ‘Louise’ alleen maar door een Shakespeare mocht geschreven worden! En in Deventer beweerde men dat mijn poses te streng waren, want ik moest me niet verbeelden dat ik een tragédie van Racine of Corneille onder handen had! - Leven de domooren! Hoe meer ze op mij schelden hoe beter het mij gaat! ......................... | |
Utrecht, 1 December 1873.En nu heb ik u nog niet eens verteld dat ik in Amsterdam gesiffleerd had moeten worden! Dat hadden de lieve heeren vijandjes zóó bepaald, om mijn drama te laten vallen, maar 't getal voorstanders was grooter dan dat der tegenstanders. Toen ik opkwam kreeg ik een entrée, en de vijanden zwegen, omdat er nog niets gebeurd was en er dus ook niets gesiffleerd kon worden. In de pause werd ik weer geapplaudisseerd en zelfs terug geroepen! Ik voelde mijn mannetjes koken, en zag ze heen en weer loopen, weg gaan, weer terug komen, opstaan en weer gaan zitten, enfin, 't geheele tweede gedeelte van het drama | |
[pagina 73]
| |
door alles doen om het publiek af te leiden, en te beduiden, dat ‘zoo iets niet mooi gevonden mocht worden.’ Maar 't hielp niets, 't publiek applaudisseerde tot dat ik verdwenen was en toen begonnen zij te sissen!!!! Den volgenden morgen kreeg ik een bezoeker, die mij waarschuwen kwam tegen mijn vijanden ‘die ik zeker niet kende’. ‘Zij hebben gisteren niet gefloten, omdat er zoo'n énorme partij vóór u was, maar van avond komt die partij niet en zult gij uitgefloten worden.’ ‘Dat hoop ik, tot schande van mijn Vaderland, mijn anti-artistieke Vaderland!’ Dien avond trad ik op met Judith in de hand, die ik op een stoeltje naast mij legde. Niemand applaudisseerde bij mijn opkomst, en de ontvangst was zóó glacial, dat ik zelv' verwonderd was over de kalmte waarmee ik begon ‘zij waren met haar vijven.’ Toen ik tien minuten gesproken had, zag ik dat ik gered was. Dien avond werd ik tot twee maal toe terug geroepen! Terug geroepen door een publiek van vijanden! En dat te midden van de meest prozaïsche geldstad van ons land! Arme de Vos en de Veer, enz. ils sont flambés!!! Nu zitten ze vuur te spuwen op Judith! De Veer kronkelt zich in duizend bochten en verdedigt zich als een schorpioen die dood getrapt wordt! Hoe jammer dat men dien avond niet gesiffleerd heeft! Ik had Judith nog al mee gebracht om de passage over siffleeren voor te lezen in antwoord op den eersten coup de sifflet dien ik hooren zou! ‘Jullie, mannen, breekt toch altijd je woord als je een vrouw wat belooft!’ heb ik eenige heeren in de pauze toegevoegd, ‘vertelt mijn vijanden eens dat ik ze uitlach om hun karakterloosheid tegenover het zwakke geslacht! Je leur en veux, dat ze me van avond teleurgesteld hebben!’ ......................... Ik heb gisteren in Diligentia in den Haag gelezen.... ......................... 't Publiek was zóó tegen mij opgestookt door de Amsterdamsche bladen, zoowel als door partikuliere brieven uit Amsterdam enz. dat ik niet anders dan meevallen kon en dan ook een schitterende triomf op mijn vooringenomen publiek behaald heb. Mevr. van Calcar en *** zijn in de pauze nog bij mij geweest en van morgen heb ik bij mevr. van Calcar koffie gedronken. ......................... De opdracht van mijn boek aan de Koningin is van de hand gewezen, met duizend complimenten over mijn talent, omdat H.M. met de strekking niet kon instemmen; als ik later eens iets in een anderen geest zou schrijven, wilde H.M. dàt wèl aannemen. Iets zònder strekking zeker! | |
[pagina 74]
| |
Ik hoop dat ik zóó laag niet vallen zal, maar mocht 't wezen dat ik, in een oogenblik van totale gedachteloosheid en ziele-armoede eens een kunstwerk te voorschijn bracht, dan zal ik aan H.M. denken! .........................
Mina. |