Den Heer M. Nijhoff, 's Gravenhage.
Station Delft, 5 Mei.
Geachte Heer!
Welks nieuws deelt u mij daar mee! Zijn al mijn mottotjes doorgehaald? 't Is waar, 't is niet moeielijk een streep door een regeltje schrift te halen, maar mag ik weten wie zich, buiten mijn voorkennis en geheel tegen mijn verlangen, die moeite gegeven heeft? Ik zelve heb in de dertig mottos geschrapt, omdat u ze er uit verlangde en ze mij niet schelen konden, maar is dàt een reden om er ook de acht of negen uit te laten die ik er in verlangde?
En hoe kan u spreken van niet réclameeren? Heb ik niet geréclameerd? Lees mijn brief van den 24sten Februarij eens na, en dien van 12 April, en van 19 April dan... en na al die réclames ontvang ik waarlijk mijn laatste proefblad ook al zonder motto! - Wat helpt al mijn réclameeren dus? En buitendien, ik moest niet behoeven te réclameeren, daar u zelf in 't bezit van mijn handschrift is, en dus zien kunt wat ik omtrent de mottos gedécideerd had. Ik heb nu begrepen dat verzoeken en toegeven en wachten niet helpt, want dat 't zóó niet is dat men gedaan krijgt hetgeen men het recht heeft te eischen. 't Verveelt me ook, dat eeuwig aan de leiband loopen van opinies van anderen, en, handel ik ook al eens verkeerd, welnu dan zal 't mij toch een troost wezen dit ten minste niet door toedoen van anderen gedaan te hebben.
Met de meeste hoogachting
Mina Krüseman.
Mr. *** wacht met ongeduld de vijf honderd kompleete exemplaren.