ik 't niet willen verkoopen en daarom ook verlang ik dat vooral hetgeen geen betrekking op het verhaal heeft, er woordelijk in komt. 't Verhaal is een masker en de overbodige phrazetjes zal u eenmaal hoofdzaak zien worden. Eén dier hoofdzaken is onder anderen de opdracht aan de Koningin, een kinderachtigheid, waaraan ik zoo sterk hecht, dat ik over zal komen (van waar ook) om in persoon mijn eersteling aan H.M. voor te stellen. Pruttel hier nu niet tegen, want dat helpt u niets. Die vertooning behoort tot de uitvoering van 't stuk, waarvan 't programma reeds sedert lang werd samengesteld.
Dus ‘Stella Oristorio di Frama’ moet bij den naam komen en ‘J'ai commencé ma vie’ - en ‘La Femme au XIX Siècle.’ enz. mogen ook niet ontbreken. Of dat alles in een vorm past, kan mij niet schelen, want ik begin met alle vormen uit te lachen, en geef hun dus 't recht om dit ook mij te doen. Ik had eigenlijk geen plan gehad om u zooveel van hetgeen er nog volgen moet mee te deelen, maar u heeft zoodanig met de uitgaaf van mijn boek getreuzeld, dat ik mijn eigen réclame vooruit geloopen ben, en mij nu door mijn lezingen en couranten-artikelen genoeg verraden heb, om maar gulweg voor de zaak uit te komen. Hierbij heeft u in elk geval niets verloren, daar ik nu voor de réputatie van mijn boek gewerkt heb, in plaats van mijn boek voor de mijne te laten werken, zoo als ik het bedoeld had.
Maar hierover niet getobd, alles komt toch terecht. Wij maken tegenwoordig fortuin met onze lezingen, die kleine plaatsjes loopen uit om ons te hooren en te bekijken vooral! - Dingsdag gaan wij onze zomer-, of liever, onze voorjaarstournée beginnen, die voort moet duren tot 6 Mei, avond aan avond moeten wij lezen, de Zondagen uitgesloten.
Ontvang met Mev. Nijhoff en de andere vrienden mijn hartelijke groeten en geloof mij met de meeste strijdlust
Mina Krüseman.
P.S. Vergeet mijn enkele mottotjes toch niet boven sommige hoofdstukken en boven elke afdeeling. Denk dat ik mijn eigen réclames moet maken!
.........................
In een noot had de Heer Nijhoff onder het hoofdstuk ‘Lawson’ het volgende gevoegd, dat ik in den Haag voor den Heer Vosmaer geschreven had.
‘Verwarring van personen komt bij krankzinnigen dikwijls voor, zelve werd ik eens door een ouden dominé voor zijn meisje uit zijn jeugd gehouden’. Jij bent je woord dus getrouw gebleven, kind! En je hebt me niet verloochend, ofschoon ik je verstooten heb en een andere vrouw heb getrouwd, enz. enz. Zóó begon zijn eerste aanspraak tegen mij die hij nooit gezien had.
In Amerika in een spoortrein, legde een oud heer mij de hand op den schouder met de woorden: ‘Eindelijk kind! Ga je nu