Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 242]
| |
Familie H. Valkenburg.
| |
[pagina 243]
| |
rika dwaalde, en wist ik waarom hij scheepskapitein was en arm, terwijl hij opgebragt was in grootheid en rijkdom. Dien nacht was ik de eenige passagier aan boord; hij gaf mij een beelderige hut, voorzien van al wat ik noodig kon hebben, en ging den nachtGa naar voetnoot1 op het dek doorbrengen, terwijl ik mijn hart aan slapen ophaalde, na twaalf uren recht op gezeten te hebben in eene sneltrein! (Dat zegt wat in Amerika!) Den volgenden morgen wachtte hij mij op in de kajuit, en bragt hij mij zelf heel statieus naar de ontbijtzaal, waar al de nieuw gekomene passagiers vereenigd waren; hij gaf mij de beste plaats aan tafel, voorzag mij van alles en présenteerde mij een jong gentleman, die even als ik naar Noord Carolina ging en mij op reis mogelijk van dienst kon wezen. Toen ik de boot verliet wilde ik betalen, maar mijn galante kapitein wilde van geene geldquesties hooren en bragt mij in den trein met al mijn bagage en bleef in het portier staan praten tot dat het stoomfluitje hem naar zijn schip terug zond.Ga naar voetnoot2 Dien ganschen dag had ik den gerécommandeerden gentleman tot mijne dispositie en toen de avond kwam liep ik een ander op, als plaatsvervanger van den vorige, die niet verder ging, en die nieuweling hielp mij nicely voort tot in het hôtel in Wilmington, waar wij eindelijk afscheid namen in de demi jour der opkomende zon. | |
14 Mei.......................... Hij beloofde onze medewerking, maar wilde niet dat ik meer dan ééns zoude zingen. De charité echter had het anders bedoeld en wilde den geheelen last van het concert op mijne schouders laden; solo's, duo's, trio's, zelfs de prison-scène uit den Trovatore verlangde men! Dáár begon de oorlog! Geheel Wilmington is er mede gemoeid geweest! B. (de Yankee) had zijne partij, zooals Mr. R. de zijne had, en ik haspelde door mijne concerten henen, zoo triomphantelijk als een paauw en zoo kwaad als een spin, daar men over mijne stukken gevochten heeft tot op de scène! B. had Schubert's Wanderer op het programma gezet en Mrs. R. had mijne muziek gestolen en achter eene kast verborgen. Ik had de tweede copy bij mij en de pianiste had een jongen naar huis gezonden om No. 1 te zoeken. Maar No. 1 lag achter de kast, en zoo zong ik No 2 naast den piano staande. En Mrs. R. niets van muziek afwetende, zat in hare loge te jouisséren over haar heldendaad, op het oogenblik zelf dat men met daverend applaus der Wanderer vaarwel zeide! | |
[pagina 244]
| |
Wat al gehaspel! Intusschen liepen de charitable dames met het geld weg en ontnam men Mr. R. zelfs de eer! Zóó eindigden onze concerten. Ik zocht dadelijk een nieuw engagement en geraakte in correspondentie met een zekeren C. die mij naar Californië, Australië, Engeland, Schotland en Ierland wilde voeren. Die correspondentie vlotte niet best, zoo dat Mr. R. mij proposeerde in Wilmington te blijven, tot dat alles met C. gedécideerd zoude wezen, en zijne élèves onder handen te nemen voor een dag of acht dat hij voor zaken uit de stad moest. Langer dan eene maand heeft onze correspondentie geduurd, en langer dan eene maand is Mr. R. voor zaken op reis gebleven. In dien tijd heb ik door mijn élèves vernomen dat hij mij enkel en alleen voor concerten geëngageerd had, met plan om mij in zijne plaats te laten les geven en mij pour du ton aan zijn muziekschool te binden! | |
31 Mei.En nu zit ik in Augusta, in een echt indieschen schommelstoel, in een groote, armoedig gemeubelde kamer, aan u te schrijven. Van nacht in den trein hebben wij drie uren in een bosch gestopt, ter eere van een en trein, welke den vorigen nacht uit Wilmington vertrokken en gedérailleerd was door een boomstam, dien de storm ontworteld en over de rails geworpen had. Niemand was gekwetst of gedood geworden, maar de énorme groote monsterwagens lagen als papieren doosjes over den weg verspreid alsof de wind ze omgeblazen had, de rails waren gebogen als rietjes en zware ijzeren bouten lagen in stukken gebroken alsof het glaspijpjes waren. Dat alles gezien bij fakkellicht, terwijl een honderdtal negers de goederenwagens ontlaadden en onze koffers opstapelden aan de andere zijde der désastre plaats, was een zeer pittoresque en levendig tooneel. Toen eindelijk de trein van Augusta kwam en, even als wij, genoodzaakt was te stoppen, was er eene nieuwe confusie door het overpakken van al die Wilmingtongangers in onzen trein en het in bezit nemen van hunnen trein door ons. Die goede Augusta-zielen waren meestendeels vast in slaap en zoo ‘out of their senses’ dat men één man, onder anderen, bij kop en staart heeft moeten overdragen, omdat hij niet wakker te krijgen was. Als gewoonlijk heb ik in den trein weer eenige amoureux opgedaan; mijn alleen zijn en mijn gebroken engelsch is eene combinatie, welke de algemeene attentie trekt en eene buitengewone aantrekkelijkheid schijnt te hebben. Zoo lang ik zwijg, neemt men niet meer notitie van mij dan van elke andere lady, maar ben ik genoodzaakt te spreken, dan weet men van beleefdheid geen raad meer en helpt men mij zoo nicely voort, dat ik elkeen die alleen is en geen engelsch kent, zoude aanraden om een reisje door Amerika te doen. ......................... | |
[pagina 245]
| |
En nu, eer ik verder ga, moet ik u vertellen hoe ik hier ben. Ik heb geen engagement gemaakt, maar kom hier eenmaal zingen ‘op de proef’ zonder betaling en zonder onkosten (reis, hôtel enz. voor C.'s rekening). Ik wilde geen reis rond de wereld maken met een man dien ik niet kende en proponeerde hem dus op deze wijze kennis te maken, alvorens iets omtrent de toekomst te décideren. Hij vond mijn voorstel original en accepteerde het. Zoo kwam ik hier. Direct na mijne aankomst zond ik een neger naar de opera, om den directeur te zeggen dat ik gekomen was en hem te verzoeken het aan C. te laten weten. Kort daarop verscheen de Directeur, een tweede *** in zijn besten tijd. Goedig, zenuwachtig, zacht, ongelukkig en beschaafd au possible. Hij zag mij spotachtig uitvorschend aan en zeide lagchend: ‘Votre portrait ne vous fait pas justice, Madame!’ ‘Mon portrait? Où avez-vous vu mon portrait?’ ‘Mais chez C.; il l'a agrandi et peint à l'huile, et moi je voulais avoir la petite photographie que vous lui avez envoyée, mais il ne veut rien céder de ce qui vient de vous. Vos lettres (engelsch!) il les porte sur son coeur. “L'âme de cette femme est la soeur de la mienne, dit-il, et je suis sûre que nous sentirons l'un pour l'autre cette sympathie communicative et spontanée qui décide de la vie, au premier regard que l'on échange!” Il est fou! Madame, je vous assure qu'il est fou! Le connaissez-vous?’ ‘Non, je ne l'ai jamais vu.’ ‘Eh! bien, quand vous le verrez, vous le jugerez comme moi, j'en suis sûr! C'est un homme vieux et laid, il a plus de six pieds et il porte ses cheveux long. Il est peintre, lecteur, auteur, poëte, musicien, il a sermonné dans les églises et chanté dans les théatres, il est avocat et maître d'école, que sais je, moi! Il fait tous les métiers, cet homme là, et, entre-nous, il ne fait rien de bon! Enfin, pour moi, ce n'est qu'un fou et je ne vous conseillerait jamais de vous engager avec lui.’ ‘Oh! s'il est réellement fou, je ne m'engagerai pas, ne craignez rien; je retourne directement à New-York, si je ne puis m'arranger convenablement avec lui.’ ‘Non, ne faites pas ça, ne retournez pas ainsi à New-York; moi je vous engage, si vous le voulez; je le lui ai dit d'ailleurs, c'est à propos du portrait toujours que nous nous disputions l'autre jour. Lui il vous crut plus jolie que le portrait, et moi je lui dis: ‘si seulement elle le vaut, je vous enlève cette conquète; ‘et maintenant, que je vous vois, je vous propose très séieusement de vous enlever à lui et de vous engager pour un voyage dans le West et en Californie. Y consentez-vous? Vous n'avez pas fait d'engagement avec lui, dites-moi vos conditions, et nous nous arrangerons tout de suite. | |
[pagina 246]
| |
‘Non, je ne puis pas faire une chose pareille! Fou, ou pas fou, je n'ai pas le droit de duper cet homme avant de l'avoir vu.’ ‘Eh bien, vous le verrez demain et vous jugerez vous-même.’ | |
Zaturdag morgen.Daar is C. verschenen! Eene hoogst onaangename verschijning! Dio mio! Welk een omhulsel voor eene zusterziel! Geen fou, maar een geleerde, ce qui vient au même, zoude ik bijna zeggen. De type van een martelaar! Foei-leelijk! Oud en mager, kaal op den top en anderhalf haar touching the shoulders! Niets dan knooken en rimpels, hoog-wijs in elke beweging, en dearly in love met zijne eigene volmaaktheid! Ik zal wat te doen hebben eer ik die hoogmoedige zusterziel tot de mijne kan doen afdalen! Et pourtant, il faut en venir là! | |
>Zondag avond.Gisteren avond zijn *** en C. gelijkertijd hier geweest! Beiden hoopten alleen te zijn! De teleurstelling was delightful om aan te zien! C. kwam met plan om te zingen en te récitéren, om zijn talent te poséren. *** kwam voor een antwoord, na den andere gek verklaard te hebben, en beide spraken over koetjes en kalfjes, omdat zij hun but niet avouéren wilden! Welk een avond! Het waren twee hanen, gereed voor den strijd, twee poessie kats met de nagels half uit! En ik die alles wist, en aan den eenen kant eene gansche reisiténeraire moest volgen, terwijl een vloed van fransche satires en sarcasmes mij aan den anderen kant van den regten weg zocht af te brengen. C'était trop fort! | |
Maandag.Van morgen hebben wij repetitie gehad, en nu is het de violist die van rondreizen spreekt! Dat maakt drie! Wie zal morgen als mijn manager opdagen? Dat is te veel in ééns en ik kom er zeker buitengewoon kaal af na zulk een exitement! ‘Twee vechten om een been en een derde loopt er mee heen,’ maar wanneer drie vechten om een been, dan is de strijd zóó hevig dat het arme been onaangeroerd op het slagveld liggen blijft: Poor me! Dan ziet gij mij de volgende maand in Brussel weder! | |
Dingsdag.C. heeft mij naar een zijner vrienden, photograaf, gebragt, voor nieuwe portretten. Ik ben zóó mooi, zeggen ze, dat geen portret er bij halen kan! 't Is hier alles noise; vertel ze dat je kat een aardappel is, en, als je goed volhoudt, zullen ze eindigen met volmaakt van die waarheid overtuigd te wezen! Dertien keeren hebben zij mij laten poséren, en morgen moet ik terugkomen voor nog ander soort van portretten! De C. *** oorlog is besloten geworden bij eene verklaring | |
[pagina 247]
| |
van C. dat hij mij geschreven had en geëngageerd had om voor hem te zingen en voor niemand anders, en dat hij mij dus naar Californië zoude brengen, zonder dat iemand anders er mee noodig had. Die onvoorzichtige explosie was geprovoqueerd geworden door een caricatuur van C. dat *** op het omslag van een zijner zangstukken geteekend had, den dag der repetitie, en dat, malgré nous, ons aller lachspieren in beweging had gebragt. Ik had op alle wijzen getracht C. te beduiden dat het slechts een ondoordachte malice van *** geweest was, niets meer, maar toen ik weg was, hebben zij dat chapitre nog eens dunnetjes over gekibbeld, en nu heb ik *** niet meer gezien, terwijl C. de affaire ‘all right’ noemt. Ik geloof dat dit all right hem duur te staan zal komen, daar *** de pers in handen heeft en, hier te huis behoorende, bekend is als de bonte koe! | |
Woensdag.Daar begint de pret reeds! De beide couranten hebben C. geweigerd de artikels over te nemen, welke men in Fayetteville en in Wilmington over mij geschreven had! Zij zeggen dat zij zelf oordeelen willen en niet vóór, maar na het concert. Dat geeft ons reeds een paar honderd menschen minder morgen avond! | |
Woensdag avond.Ik ben van middag nog eens naar het kerkhof geweest, alleen, ik had een boek meegenomen en dacht daar eens heerlijk op een bankje, in de schaduw te kunnen uitrusten van het over en over poseren. Maar neen, ook dat niet; weer een andere vertooning. Naauwelijks had ik mij bij een heerlijk bloemboschje opgeschoten, toen de gravenwachter voorbij kwam. Ik zag hem en zag hem niet, ik dacht aan iets anders. Maar hij kwam terug, stond stil, ging heen, kwam weer, net zoo lang tot ik opzag en toen begon hij heel beleefd: ‘....... en vroeg hij eindelijk of ik Mr M. kende? ......................... ik wist dat M. de vriend van *** was en gereed was het geld voor te schieten dat de andere noodig zoude hebben om grandiose te beginnen! Tot zelfs op het kerkhof kan ik nu een manager vinden! Welk eene wereld! ......................... | |
Donderdag morgen.Daar is een beelderige bouquet van den photograaf! C. bragt hem mij; hij is als een oude wachthond, continueel tusschen mij en elken man die mij approchéren wil!’........ ......................... .. Dat is heel braaf van den man, maar het is hoogst ver- | |
[pagina 248]
| |
velend dat oude leelijke schepsel met zijne zusterziel gedurig weêr te zien! - Hij acht het zich ten pligt mij aangenaam bezig te houden, en, niet tevreden met al de lectuur welke hij mij brengt, komt hij tusschenbeide nog muziek maken of déclameren ook! Ik, die niet zingen wil in een hôtel, en mysterie de grootste aanbeveling acht! Herinnert gij u oud Ilje nog? Nog leelijker dan hij! En de oude mevrouw B? nog gerimpelder dan zij! EnGa naar voetnoot1 dàt wil zingen! Dàt wil déclameren in publiek! - Zijne stem is goed, een zware baryton, maar hij heeft de manier van funny songs te zingen; ‘daar houden de amerikanen van’, zegt bij, alsof eenig sensible schepsel harmonie kan vinden in een martelaars-uiterlijk en een vrolijk lied!......... ......................... ik houd mijn hart vast voor van avond! .........................
Mina. |
|