Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
maar dat is niet genoeg, gij moet geheel in order wezen. ......................... Laatstleden vrijdag, den 20sten, heb ik mijn eerste concert gegeven voor het bénéfit van Chicago. Ik had alle managers (concertdirecteurs, oprichters) tegen mij, even als de geheele pers. Niemand wilde mij helpen en degenen, die zich het liefst voor deden, kwamen met de meest perfide raadgevingen aan. Toch heb ik mijn concert gegeven, tegen alle opinies in. De zaal was slecht, de slechtste in geheel New-York. Groot, met een orgel aan de zijde der estrade waarop de zangers staan, en groote opgaande tribunes met houten banken en schuttingen tegen de wanden der zaal, waarin alle klank gesmoord wordt. Er waren vijftien honderd zitplaatsen, waarvan er zoo wat duizendGa naar voetnoot1 ingenomen waren door allerhande publiek. Ik kende slechts vijf personen in die geheele foule, die vijf waren kameraden van huis, die allen zenuwachtig waren over mijn waagstuk en niets konden doen om mij succès te geven. Toch ben ik zeer triomfant door mijne eerste exécutie heen gehaspeld, daar men mij teruggeroepen en gebisseerd heeft, en ik nog een extra airtje heb moeten zingen na mijn tweede stuk. Ook is de directeur van het conservatoire in mijn loge gekomen om mij te complimentéren; de man was letterlijk verstomd dat ik dat alles hier tot stand had kunnen brengen, daar het eenmaal aangenomen is, dat een artiste alleen niet réusséren mag. Toch zal ik réusséren, als ik maar tijd heb, en dat wel regtstreeks tegen alle gewoonten in. Het publiek is hier gewoon aan bonte kleuren, aan geaffecteerde bewegingen, aan lachjes en oogjes, en impossible toiletten van de duurste stoffen. Ik was in witte tule met witte kanten, paarlen en groene klimoptakken; zoo eenvoudig rijk als het wezen kon, maar zonder de minste opschik; ik heb geen oogjes gegeven en niet gelagchen en geene andere bewegingen gemaakt dan die welke noodig waren om op te komen en af te treden, en men heeft mij ‘koningin’ en ‘bruid’ genoemd. | |
[pagina 198]
| |
Hetgeen mij het meest verwonderd heeft is dat ik in het geheel niet bang was. Ik was zóó kalm, en heb zoo dood bedaard in vier verschillende talen mijn moeijelijke stukken voorgedragen, alsof ik alleen in de wereld was en die vreemde menschenmassa niets over mijt te zeggen had. Maar nu genoeg over mijn concert; ik zal de rest aan *** vertellen, dan hoort gij het toch ook en dan kan ik nog even over Chicago spreken. Het is niet voor niet geweest dat ik hier zoo bang voor brand was en die ontelbare menigte branden aan opzet toeschreef. Niemand twijfelt er hier meer aan dat Chicago met opzet verwoest is, maar de lezingen waarom zijn verschillend, daar men even weinig vertrouwen in de Zuideners als in de Communisten stelt en niet weet aan welke der twee partijen die wraakoefening toe te schrijven. Verbeeld u dat er menschen in het meerGa naar voetnoot1 gevlugt waren en tot hunne halzen in het water stonden, en dat er een stoomboot kwam om hen te redden, welke eenige oogenblikken later (toen zij naauwelijks aan boord waren) sprong, zoodat er niemand van al die ongelukkigen in leven bleef. De S's hebben hun huis met alle ap- en dependenties verloren, met moeite zijn zij in hun rijtuig ontvlugt; geld en byouteriën hebben zij gered, maar zij hebben geen andere kleeren dan die zij aan hebben en kunnen in en om Chicago hoegenaamd niets krijgen, daar al de gezondene goederen onder de armen verdeeld worden en zij niet arm genoeg zijn om in dat voorregt te deelen! .........................
Mina.
Als gij mij schrijft, adresseer uwe brieven dan s.v.p. aan het hierbij gaand adres....... Mr. W. een der heeren hier in huis, zal ze op zijn kantoor ontvangen en zorg dragen dat ze mij geworden. De reden waarom hij zich met de bezorging belast is omdat bijna al mijne brieven verloren raken en wij de dienstboden verdenken van ze te stelen, hopende er geld in te vinden. ......................... |
|