Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
ik, die haar wantrouwde en in het oog hield, weet dat zij tot vriendin had onze oude Marie, de meid, die onze brieven stal om ze te lezen, die aan de deuren luisterde om te weten wat wij spraken en dat alles als spion van ***, die op de hoogte wilde wezen van hetgeen hier in huis voorviel. Waarom, dat weet ik niet, maar ik weet wel dat het zoo is. Toen Papa al die mooije kwaliteiten in Marie ontdekt heeft, heeft hij haar hals over kop de deur uitgezet en nu is de rust in huis teruggekeerd, sedert eene groote maand, dat wij van die twee booze geesten verlost zijn. ......................... ‘Mais Mademoiselle! Alors, que pensez-vous de moi?’ riep zij kokende van woede. ‘Rien, Madame. Je ne pense pas et je ne juge pas. Vous savez bien que je ne m'occupe jamais des choses qui ne me regardent pas. Si les gens ont leurs raisons à eux pour mentir et pour médire, pour vouloir nuire à ceus mêmes qui leur ont fait le plus de bien, qu'ils mentent, qu'ils médisent, qu'ils nuisent, s'ils le peuvent, que m'importe à moi! Je ne me soucie de rien. Et, Dieu merci, je ne tiens plus à personne! - Seulement je vois, je comprends, et je me souviens, c'est tout.’ - Hoe ver de woede van de oude heks op dat oogenblik ging weet zij alleen! Want zij alleen kon uit mijne woorden begrijpen hoe door en door ik haar kende, en hoe geheel onmogelijk het was mij, op welke wijze ook, met mooije praatjes om den tuin te leiden. Zij huilde van woede, stampvoette en balde de vuisten, maar toen zij zag dat al dat lawaai mij niets deed, en dat ik even laconique over den dikken rug van Mopje bleef aaijen, alsof zij mij de mooiste complimenten van de wereld had verteld, toen nam zij haar parti en brave en vroeg zij om wat arrowroot en portwijn. Welke ik mij natuurlijk empresseerde haar terstond ter hand te stellen. Zóó stapte zij op, met een pak onder den eenen arm en een flesch onder den anderen! Bij de deur nog even halt makende om mij vinnig aigre-doux te zeggen: ‘Comme vous êtes bonne Mademoiselle! Quelle reconnaissance je vous dois! Comment vous remercier jamais....’ ‘Gardez tout cela pour d'autres, je n'y tiens pas, Madame.’ ‘Ma gratitude....’ ‘Gardez-la, je ne sais qu'en faire.’ ‘Mais votre amitié, Mademoiselle, me donne le droit....’ ‘Mon amitiè! Il n'y a pas d'amitié dans ce paquet, ni dans cette bouteille non plus!’ ‘Cependant vous me donnez tout cela!’ ‘Naturellement; pour vous c'est le nécessaire, pour moi c'est le superflu, et vous ne l'avez pas, tandis que moi je l'ai, rien de plus simple que de vous le donner, il me semble....’ ‘Comme vous le donneriez à... à cette femme qui passe!’ | |
[pagina 185]
| |
‘Au premier venu, Madame, même à un ennemi.’ ‘Vous êtes réellement bien bonne, Mademoiselle!’ en met een helschen lach stapte zij de wildernis door, met haar pak en haar flesch en haar langen zwarten doek, waarvan de punten in de modder tipten! Wat zijn lage menschen tusschenbeide amusant! Ik zoude u boekdeelen vol kunnen schrijven over al de curieuse scènes welke ik met *** gehad heb, telkens als zij wat noodig had, of als ze wat weten wou, dat ze toch nooit slim genoeg was om van mij te weten te komen! Maar zij verveelt mij, dat oude, intrigante mensch, en hare geslepenheid vermoeit me, weg dus met die antipathique verschijning uit mijne brieven, zooals ik eenmaal gezegd heb: ‘Weg met *** uit mijn huis!’ en zij is er niet meer in gekomen. ......................... | |
New-York, 20 Aug.Van Europa naar Amerika en van Amerika naar Azië! Kon hij over Afrika naar Europa terugkeeren, dan had mijn pauvre epistel de reis om de wereld gedaan! Bij vergissing is hij in mijn koffer gedwaald en er was in den laatsten tijd te Brussel zóóveel te doen, dat ik hem maar stil heb laten rusten, klaar om hem hier weer op te graven en hem u, met wat meer nieuws, toe te zenden. Zoo zit ik nu dan toch eindelijk in Amerika! Mijn land! Le pays de mes rêves, waar alles mij nog meêgevallen is. New-York is magnifique! Niet zóó monumental als Parijs, niet zóó sévère als Londen, niet zoo eenvoudig als Brussel of den Haag, niet zoo gemeen bedrijvig als Amsterdam of Rotterdam. Het heeft van al die steden wat en daarom juist is er geen vergelijking mogelijk, ofschoon de eerste impressie het meest nog aan Parijs deed denken. De straten zijn enorm lang! Om van het eene einde eener straat naar het andere te komen, heb ik een reis van vijf engelsche mijlen moeten maken! Per omnibus voor 25 centen! Zóó kan men nog eens uit de buurt gaan. De omnibussen zijn hier heele andere machines als bij ons; het zijn ruime wagens met een hoog dak, zonder impérial, even als de spooromnibussen, dat zijn ook langwerpige kamers op wielen, waarin men regtop heen en weer kan wandelen. De spoorwagens zijn nog merkwaardiger. Dat zijn ruime salons met zitplaatsen voor een zestigtal personen aan de beide zijden en een gang in het midden, die van voren naar achteren loopt, zoo dat men, terwijl men rijdt, van den eersten wagen naar den laatste kan kuijeren, die allen onderling met kleine plate-formes van roosterwerk verbonden zijn, heel curieus! En wat nog merkwaardiger is, dat zijn de karrenGa naar voetnoot1 in Brooklijn, eene stad een paar uur hier van | |
[pagina 186]
| |
daan, waar ik een paar dagen bij de zuster van Mevrouw S. (de familie waarmede ik gekomen ben) heb doorgebragt. Die karren zijn niets dan groote, langwerpig vierkante bakken op wielen met een dak er boven, waarin twaalf houten banken zijn, breed genoeg voor vijf of zes personen. Die gevaartens, welke slechts door twee paarden over rails getrokken worden, doorkruisen in zulk eene groote menigte de geheele stad, dat alle menschen in de karren gaan, de dames met kanten doeken en witte vederen waaijers, en de meiden met manden watermeloen en pisang enz. Ik vind de manier van leven hier de volmaaktste welke ik nog ergens in de wereld aangetroffen heb. Het is de comfort van alle landen, vereenigd met de vrijheid en het sans gène, welke Amerika alleen begrijpt. .........................
Mina. |
|