Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMej. C.H. Valkenburg.
| |
[pagina 150]
| |
schik in het Parijsche leven te krijgen en wat beter met de Franschen om te kunnen gaan, toen het uit was met de pret en zij naar huis terug moest. Arme ziel! Haar rêve was de feesten in Augustus bij te wonen en daar ziet zij nu juist niets van. De ***'s zijn ook vertrokken, zoodat ik nu geheel alleen in Parijs zit, voor zoo lang het duren zal! Een grappig leventje! Ik geloof niet dat er nog eene existentie als de mijne in Parijs gevonden wordt; oordeel zelve: 's Morgens is mijn eerste werk om mijn déjeuner gereed te zetten, bestaande in oud brood, zacht gekookte eijeren en een kopje melk; dan ga ik zingen en mijn rol studeren, wat lezen, of schrijven, of naaijen (want dat moet ik ook al doen!) en dan is het al weer twaalf uur en moet ik voor mijn tweede déjeuner zorgen, brood met ham en wijn, en als ik dat aan kant gezet heb en mijn bed opgemaakt en mijne kamer opgeredderd heb, kleed ik mij aan voor mijne les, waar ik om half vier moet wezen en waar ik blijf tot half zes, zes uur. Dan kom ik weer thuis om te eten (bouillon-soep met beefsteak) en na mijn diner opgeredderd te hebben, ga ik weer studeren tot 10 uur, en dan tot finale naar bed. Zóó zijn alle dagen, zonder onderscheid, excepté 's Zondags, dan blijf ik den geheelen dag thuis; dat is de eenige variatie in mijn leventje, dat met al die eentoonigheid zoo schrikkelijk snel voorbij gaat, dat ik altijd nog tijd te kort kom, en mij tusschenbeide zelve verwonder hoe ik daar zoo best tegen kan. Cabel is bijzonder goed voor mij, sans prétentions. Over het portret is natuurlijk nooit gesproken geworden, noch over het bezoek toen Florella gezongen heeft. Wij houden ons dom, om het domst, en verwonderen ons beide over elkanders koppigheid, geloof ik! En attendant gaan de lessen uitmuntend, ofschoon ik in het begin vreeselijk gehoest en met mijn stem getobd heb. ......................... De eenige reden van kibbelen tusschen Cabel en mij is over Steveniers, waar hij franchement jaloersch van is! Ik maak er mij een fête van om die twee bij elkaar te zien, als Cabel in September in Brussel komt! En Steveniers, die vroeger reeds zeide: ‘Quand vous aurez été chez lui, vous ne penserez plus à moi!’ Hoe zullen die twee vriendschap sluiten! Verleden had Cabel mij zoo lang met Steveniers geplaagd over den duo uit den Guillaume Tell, dat ik hem eindelijk dood kalm antwoordde: ‘Oui, je l'aime beaucoup, il a toujours été très bon pour moi, je viens de lui écrire....’ ‘Comment? vous venez de lui écrire?’ ‘Oui.’ ‘Et vous avez parlé de moi?’ ‘Sans doute.’ ‘Vous lui avez dit mille bonnes choses de ma part?’ ‘Ah, non!’ | |
[pagina 151]
| |
‘Comment, non? Mais vous avez dit du mal alors?’ ‘Voulez-vous savoir ce que j'ai dit?’ ‘Oui.’ ‘J'ai dit que vous étiez moins généreux que lui, parceque lui, il ne m'a dit que du bien de vous, tandis que vous ne m'avez dit que du mal de lui!’ Hij begreep wel dat het een crac was en lachte er eens braaf om, maar heeft mij toch na dien tijd niet meer met Steveniers geplaagd. Gij weet dat de rollen, welke ik met Steveniers gestudeerd had, de Guillaume Tell en de Favorite waren, welke gij beide nog geaccompagneerd hebt. Met de Favorite ben ik bij Cabel gekomen en toen ik die doorgeloopen had, heeft hij mij terstond de Trouvère gegeven, om mij iets te laten leeren dat geheel nieuw voor mij was; daarna heb ik Faust, Mignon en de Huguenots onder handen gehad, maar niet à fond geleerd, terwijl de Trouvère als pièce de résistance voor de scène dienen moest. Och, mijn beste Cor! welk een ongelukkig gevoel, die eerste oogenblikken dat men daar geheel alleen in de hoogte staat te zingen en te gesticuleren tegen een imaginaire persoon, die niet naast je staat! Ik had nooit gedacht dat ik op mijn ouden dag nog zóó aan confusie onderhevig zou geweest zijn! Want vroeger in de classe van QuélusGa naar voetnoot1 was ik zoo sans gène en zoo dapper, dáár gaf ik om niets, ofschoon er in de dertig élèves bij zaten, en hier, alleen met Cabel en het accompagneurtje (een monsterlijk joodje) durf ik niet voort! Ik geloof dat dit aan het zingen ligt, want sprekende gaan de gestes van zelve met de woorden mee, terwijl men in de zang zulke ongelukkige lange phrases heeft, dat men wel zeven maal de zelfde gestes maken kan eer men aan het einde komt! Enfin, het gaat nu al beter en, ofschoon ik mij tusschenbeide nog dood ongelukkig gevoel, zoo komt de courage toch al mooi terug. Als gij mij zaagt zoudt gij pret hebben, en mij zeker hartelijk uitlagchen. | |
[pagina 152]
| |
......................... Wat zoude ik in September gaarne nog eenige dagen bij u komen! En wat al mooije verhalen en intrigues enz. zoude ik u dan te vertellen hebben! maar.... wat zal er in September gebeurd zijn?... N'y pensons pas! Wie weet waar gij dan zitten zult, en waar wij gebleven zullen zijn! ......................... En hiermede basta. Ik kijk al scheel van het schrijven, waarover gij u niet verwonderen zult, denk ik, daar ik om half tien begonnen ben, en het nu twee uur slaat ('s nachts!) Welk eene révolutie in mijn deftig leventje! ......................... Verleden maand heb ik Papa acht dagen bij mij te logeren gehad, die nieuwsgierig was om te zien hoe het mij hier ging en gelukkig alles zóó gevonden heeft, dat ik hier den ganschen winter op den zelfden voet mag blijven, indien de oorlog ten minste niet alles in den war komt maken. Heb ik het u niet altijd gezegd? ‘Al moest er ook een révolutie of een algemeene oorlog uitbreken, er zal zeker wel weer iets gebeuren, dat mij beletten zal te réusseren!’ Nu ging hier alles juist zoo goed en daar is de oorlog al! En welk een horrible oorlog nog al! Zonder twijfel de grootste misdaad, welke in onze eeuw gepleegd is geworden. En die laten alle landen toe! Die zien ze allen aan met een koelbloedigheid, welke, zonder hun alles opofferend eigenbelang, onverklaarbaar zoude wezen. Natuurlijk weten wij hier van niets; berigten van den oorlog mogen niet publiek gemaakt worden zonder autorisatie van het gouvernement, dus begrijpt gij dat, voor de franschen, Frankrijk niets dan overwinningen behalen kan! Welk eene ligtzinnige slaven-natie! Gij moest ze hier zien, hoe ze de gansche stad met vlaggen versieren op een valsch berigt, aan de beurs ontvangen, waar onder anderen deze phrase in voorkwam: ‘Vingt-cinq mille Prussiens prisonniers.’ Alsof 25,000 man, gewapend en in oorlogstijd, zoo maar, zonder tegenstand te bieden, in te pakken en meê te voeren waren!Ga naar voetnoot1 En zulke nonsense gelooven ze hier dadelijk! daar vlaggen ze voor, daar reizen alle fondsen voor, daar ruïneren zij zich voor, en als zij, een oogenblik later, bemerken dat er geen woord van waar is, dan zijn ze zoo teleurgesteld, dat alle blijdschap in opstand en vechtpartijen eindigt, als of het niet hun eigen schuld was, dat zij, in hunne blinde verwaandheid, zóó dom ligtgeloovig waren! Intusschen moet gij niet denken dat het enthousiasme voor den oorlog hier zoo groot is als men in de couranten wel zeggen wil. Ik heb hier de souaven zien vertrekken, en eenige dagen later de gardes mobile. De souaven liepen zwijgend voort, meest | |
[pagina 153]
| |
somber en koud, en verscheidene met tranen in de oogen en bleek als de dood. Ik heb in Indië eens een soldaat naar het schavot zien brengen, die liep net zóó. De gardes mobile vertrokken in rijtuigen, de meesten vergezeld van hunne moeder en zusters, enz. Dat die optogt niet vrolijk was, kunt gij hieruit alleen reeds opmaken. Eenige dronken kerels in een ezelwagen, met een vlag op hun ezel, en anderen die in een rijtuig dansten, met een paar laarzen en een potlepel, zie daar al wat het enthousiasme uitmaakt, en wat de Marseillaise zingt, en ‘vive l'Empereur,’ en ‘vive la France!’ schreeuwt, omdat zij hun verstand verloren hebben. Waarin zal al die misère nog eindigen? .........................
Mina. |
|