aanzetten om het wonderfeest bij te wonen. Het coup d'oeil der zaal was prachtig. De geheele scène, de plaats van het orchest en verder tot aan het balcon toe was in eene enkele zaal herschapen, magnifique verlicht, en zóó stampvol met menschen, gemaskerd en ongemaskerd in allerhande élegante en bizarre costumes, dat het niet mogelijk was om in die foule te dansen, nog veel minder om te wandelen of stil te staan. Natuurlijk wist men van de warmte geen raad en dan zag men de mooije danseusetjes, gedécolleteerd, met bloote armen, de trappen opvliegen of in de corridors wandelen om wat frissche lucht te scheppen. Om twaalf uur werd er gesoupeerd, maar aangezien er in het opéragebouw geen plaats was om al die menschen behoorlijk aan tafel te plaatsen, zoo had men in eene zaal in de Rue de l'Evèque de helft der soupérenden geïnviteerd, die dus, zoo uit den dans, geéchauffeerd en wel, de heeren slecht gekleed en de dames, ik zoude bijna zeggen, niet gekleed, de straten doorvlogen, in de koude nachtlucht, om te gaan soupéren in eene zaal waar het weer fameus warm was, en daarna nog eens dezelfde kuur te doen en vervolgens te dansen tot aan den morgen toe. Vijf meisjes zijn reeds aan de gevolgen van gevatte koude overleden, voor zoo ver ik weet, en hoe velen er nog volgen zullen mag de hemel weten. Ik heb natuurlijk noch gedanst, noch gesoupeerd. Wij hebben allen dood bedaard in een logetje bij elkaâr gezeten, en zijn om twaalf uur naar huis gegaan als of er geen souper in de wereld was.
.........................
Allerhande mirakels, niet waar? Op die soirée moest madame X zingen en ik ook; maar toen het gewichtig oogenblik aanbrak en zij beginnen moest, vroeg zij uitstel van exécutie, dus begon ik. Daarna moest zij toch vooruit, en toen heeft zij zoo ellendig slecht gezongen, dat een troepje jonge heeren sans gêne stond te lagchen, en haar goede man zeker wel drie haren uit zijn baard heeft fijn gekaauwd uit pure woede. Ik geloof dat zij zich zóó mal à l'aise gevoelde in de vijandige omgeving waarin zij zich bevond, dat dit het geheele geheim van haar haperen en stotteren geweest is. Zij had dan ook naauwelijks gedaan, of zij kwam mij vertellen dat zij zoo vreeselijk timide was. ‘Je l'ai bien entendu’, gaf ik haar eenigszins troostend ten antwoord, ‘car c'est la voix qui vous a manquée et non pas le talent.’ Daarover was zij zoo gecharmeerd, na de weinige notitie welke ik den ganschen avond van haar genomen had, ofschoon zij naast mij zat, dat zij mij heel lief vroeg of zij mij accompagneren mogt, als ik weer ging zingen. Ik vertrouwde haar niet veel, maar zeide toch ja.
‘Et si je manque par ci, par là, une note, est-ce que cela ne vous fait rien?’ vroeg zij met een allerliefst lachje.
‘Oh, non, ce que vous manquerez, vous manquera à vous toute