Mevrouw C.
Brussel 19 September 1868.
.........................
Zingt gij veel? En met wie? En waar? En wat alzoo?
Ik ben weer geduldig en standvastig tot mijn oude Steveniers terug gekeerd, en nu krijg ik het van den winter mogelijk heel druk met eenige engelschen, die absolut eene muziekkrans willen oprigten, van heeren en dames, oud en jong, artisten en amateurs, alles is welkom, als het maar muziek maakt, want het is hun vooral om ensemble-stukken te doen. Eene der dames beloofde een fagot, de tweede had een ténortje disponible en de derde beloofde zóó veel pianistjes, dat ik klaar was om te zeggen: ‘de hemel beware er ons voor!’ En met dat troepje en een paar sopraantjes wilden zij scènes uit opéras geven! duos, trios, quartetten en kooren zingen! Mijn eerste noodkreet was ‘Een bas!’ Maar niemand kende een dragelijke bas. En nu zijn wij allen op de jagt van een bas. Vangen wij hem niet, dan vallen mogelijk al onze mooije plannen in duigen. En dat voor een enkele bas! 't Is ongehoord.
.........................
Mina.