Mejufvrouw K. 's Gravenhage.
Brussel, 9 Januarij 1868.
Beste S.!
Ik ben nog wel eenigszins estropiée op het oogenblik, maar toch niet genoeg om in het geheel niet te kunnen schrijven, want één enkele vinger meer of minder tot zijne dispositie te hebben... Zaalberg zoude zeggen: ‘Aan een boom zoo volgeladen, enz. enz.
.........................
daar Monsieur R. een dag of acht geleden van ouderdom gestorven is. Mevrouw heeft die gebeurtenis heel fransch opgevat en zoo tragisch behandeld, dat zij eindelijk van pure zenuwachtigheid ziek geworden is, en nu hare kamer niet verlaten mag.
Welk een dwaas ding is toch een mensch!
Ik heb ook niet valsch genoeg kunnen zijn om haar met hare ‘perte cruelle’ te condoleren, en heb hare luidruchtige droef heid voor een oogenblik gestuit door eene troostrede als deze:
‘Vous avez bien tort pleurer ainsi, Madame Combien de fois n'avez vous dit que votre mari vous était à charge! Le voilà mort maintenant; et mort sans souffrance aucune, mort de vieil-