Mevrouw G. Haarlem.
Brussel, 20 October '67.
.........................
In Parijs hebben wij gelukkig prachtig weer getroffen, dat ons dan ook in de gelegenheid gesteld heeft om de expositie met al haar moois heel op ons gemak te bezichtigen. Tantelief, wat was daar alles betooverend mooi! Niets dan het gebouw en de tuinen waren reeds de moeite waard geweest om eens een reisje naar de groote wereldstad te maken. Verbeeld u toch eens een dor veld herschapen in den beelderigsten tuin, met groote boomen, grasvelden, vijvers, fonteinen en watervalletjes, serres, cafés, restaurants en nog eene massa verschillende gebouwtjes meer. En dan een reusachtig paleis in het midden, met gallerijen en straten, en eene menigte zalen, ruim genoeg om de merkwaardigste en schoonste voortbrengselen van alle rijken der aarde te bevatten; en dat alles daargesteld voor vijf, zes maanden slechts! Om nu weêr weggehaald en omvergeworpen te worden, ten einde weder een dor veld te maken, dáár waar al die pracht geweest is! Het is toch jammer, niet waar, dat zoo iets moois zoo spoedig weer vernield moet worden?
.........................
Mina.