Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
van dien aard dat er nog aan geen uitgaan te denken is, ééns is zij met ons in een open rijtuigje naar het bois de la Cambre geweest, maar dat is haar ook niet goed bekomen, zoodat zij nu maar weder eentoonig weg, dag in, dag uit, op haren grooten stoel voor het raam blijft zitten, en niets doet dan lezen, of dutten, of uit verveling naar de passanten kijken. Het ergste van deze ongesteldheid is, geloof ik, hare verveling, lusteloosheid en onverschilligheid. Fi is toch niet van de levendigsten en de bedrijvigsten, zoodat zij, nu zij niets te doen heeft, ook letterlijk niets doet. Niets amuseert haar, intéresseert haar, zoude ik bijna zeggen, en Madame R. is de eenige die in staat is haar nu en dan nog eens een weinig op te beuren. Gevaar is er voor het oogenblik nog niet bij, toch moet zij erg voorzichtig wezen, daar de minste koude of tocht haar tering kan bezorgen. ......................... Van paardrijden gesproken............. Ik ben reeds drie keer naar 't bois de la Cambre geweest, alleen op zoo'n groot beest, met den piqueur en een drietal dames. ......................... Verbeeld u, om te beginnen groeten zij nooit den piqueur (haar meester) maar vallen hem dadelijk op het lijf met de eene of andere hatelijke aanmerking, op de paarden, de manège, of iets anders, welke door het impertinente heen is. Dan willen zij buiten rijden, liefst op een uur dat hem niet schikt, of op een paard dat zij met haar drie, vieren hebben willen, en zijn zij dan eindelijk, al brommende de straat opgereden, dan wordt de grootste helft der promenade besteed aan het kwaadspreken over elk tweebeenig en viervoetig dier dat zij tegenkomen, tot dat zij eindelijk, niemand meer vindende, uit wanhoop aan de femme de chambre beginnen te kluiven en er al het goede zoo kaal af knabbelen, dat de piqueur bijna zedelijk verpligt zoude zijn er het onbruikbare overschot maar van de deur uit te jagen. Toch winnen zij er niets bij, daar ik de eenige ben die nooit pruttel en daarom ook de eenige die met égards behandeld word door piqueur, sous-piqueur, femme de chambre etc. In de manège moeten wij telkens op een ander paard rijden, om met de goede dieren om te leeren gaan, maar buiten de manège is het voor ons plaisir dat wij rijden en dan mogen de préférences nog wel eens bot gevierd worden. Nu is er èèn paard als een kameel, met een rug als een tafel, een vos, een schoon dier, dat boven allen uitsteekt en vuriger is dan alle anderen te zamen. Dat is mijn favorit. Ik heb niets gezegd dan dat ik dat groote, roode dier een engel vond. En nu mogen die nijdige belgjes mij op zijde dringen, brommen, pruttelen en haspelen zoo veel als zij willen, altijd is de vos voor mij. Zóó gaat het met alles, en hoewel ik altijd met het domste gezicht maar | |
[pagina 73]
| |
voort sukkel en de meeste dames allercharmantst tegen mij zijn, zoo geloof ik toch dat er een paar bij zijn, die mij wel zouden willen verscheuren, als zij er de gelegenheid maar eens schoon toe zagen! ......................... dat paardrijden is toch zoo'n heerlijk iets! Het is het eerste plaisir dat mij heeft doen verlangen om voor mij zelve rijk te zijn. .........................
Mina. |
|