Mevrouw V.T.
Brussel, 17 October 66.
.........................
Eerst is hare verwaarloosde verkoudheid in eene hevige bronchite ontaard en nu is de bronchite weder in eene longontsteking overgegaan, waarvan noch de doctor, noch *** eenige hoop hebben haar te redden, daar de ziekte zulke snelle vorderingen maakt dat zij, als het ware van dag tot dag en van uur tot uur, zwakker wordt en afvalt. Tusschenbeide gevoelt zij zeer goed in welk eenen droevigen toestand zij zich bevindt en spreekt zij met de grootste kalmte over haren dood, om, een oogenblik later, weder plannen te maken alsof er geene ziekte meer in de wereld was. De doctor, mevr. R. en wij doen natuurlijk al wat in ons vermogen is om haar eene hoop te doen behouden, welke wij, au fond du coeur, geen van allen met haar deelen kunnen.
Sedert een paar dagen is Mevrouw V.N. hier gelogeerd, ongelukkig en wel, zooals gij u begrijpen kunt, daar wij het zoo druk hebben met Fi, die wij geen oogenblik alleen kunnen laten, dat wij haar hebben moeten verzoeken om maar geheel te doen alsof zij in een hotel was, en in alles haren gang te gaan alsof zij niets met ons te maken had.
.........................
In de hoop dat het u allen goed gaat zal ik nu mijn haastig gekrabbel maar eindigen, daar ik hier in de ziekenkamer toch niets geregeld doen kan en ik op ben van het waken.
.........................
Mina.
P.S.
Van Nen krijgen wij gelukkig steeds de beste berigten. Arm schaap! van ons staan haar niets dan slechte te wachten. Haar vertrek vooral heeft Fi veel kwaad gedaan.