Mevrouw G. Haarlem.
Brussel, 27 September 1866.
.........................
Van morgen hebben wij weder een brief van Nen gehad, waarin zij schreef dat zij allen wel waren.
Te Messina mogt niemand van boord van wege de cholera te Marseille, die daar zoo hevig woedde, dat de boot en quarantaine moest blijven en de brieven, ik weet niet op welke wijze, aan land zijn gekomen, die van Nen scheen wel aan een soort van prikmachine geregen te zijn geweest, daar er twee langwerpige sneden door waren; verder was de reis tot nog toe zoo prettig en afwisselend geweest, dat zij zich naauwelijks voor kon stellen dat zij op weg naar Indië was.
.........................
Tant mieux, dat is er ten minste al ééne die Europa outvlugt is, kon de andere familie maar volgen, dan zouden wij toch eindelijk eens van die vervelende, langwijlige hoestziektens en ziektentjes verlost worden, die ons nu al vervolgd hebben, zoo lang wij uit Indië weg zijn.
.........................
Mina.