Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMevrouw C.
| |
[pagina 46]
| |
wezen, en dan nog niets anders was dan dàt! Mooi en wel, en anders niet dan mooi! De onderdanige dienaresse van een verguld hoofd of een fluweelen japon te zijn! Neen, c'est trop fort! Dan nog liever in een katoentje met loshangend natuurlijk haar, met een boek of een piano op de derde verdieping van een eenvoudig huisje, dan zoo gemaltraiteerd mooi in twee loges te gelijk, om niets te hooren en door velen gezien te worden. Wat moet dat arm menschje ongelukkig worden, wanneer de oude dag eens aan zal breken, en zij een voor een al hare charmes zal zien verminderen en verdwijnen! Dan is het doel van haar leven verloren, en waarvoor dan nog geleefd? Heeft zij geene kinderen? Houdt zij van niets waarvan een gewoon mensch houdt, ook zonder kans van geadmireerd te worden? Gr. zeide gisteren ‘Je ne veux pas être riche, car la richesse donne l'ennui.’ Waarop Mme R. hem ten antwoord gaf ‘Et moi, je veux bien l'être à cette condition là.’ Mevrouw *** echter zoude mij ook haast tot de opinie van G. doen overhellen, want op die wijze rijk te zijn, dan hangt men van nog grootere nietigheden af, dan een arm mensch die werken moet voor de kost. ......................... Een dag of veertien geleden zijn wij weder, even als verleden jaar, met Mme R. naar de opéra geweest, waar wij ‘si j'étais Roi’ gezien hebben. Jourdan was adorable, Mme M. eene stijve, vierkante klomp spek, de idole van het publiek, vond ik onverdragelijk, ofschoon zij zeer goed vocaliseerde met hare vervelende, katoenen keelstem. En Laurati (de danseuse) was à croquer! in de scène des nonnes uit den Robert. Mr. C. kwam in de pauze weder opdagen om ons op ijs te tractéren. ......................... Hoe men een mensch kan leeren kennen! Verbeeld je, in de opéra kwam een heer in het parterre zitten, vlak vóor onze loge, zoodat wij hem net op zijn hoofd konden zien. Op eens was het hoofd verdwenen en kwamen er, als molenwieken, eenige armen en beenen voor in de plaats. ‘Oh! Mais voyez donc! Voyez Mesdemoiselles, Comme il dégringole!’ riep Mme R. in de handen klappende van vreugde. Een oogenblik later hoorden wij weder Krak! Boenk! dáár lag een ander op den grond die, niets kwaads vermoedende, op dezelfde plaats was gaan zitten. ‘Ah! Voilà le second qui s'en va! Mais nous avons vraiment une très bonne place ici! Comme c'est amusant de voir ces Messieurs qui font la culbute!’ riep Mme R. weder, verrukt over het schouwspel. In de pauze, toen C. kalm en wel met ons stond te praten, hoorden wij weer een schreeuw en een slag, daar lag de derde, C. bleef steken in zijn discours en zag eenigszins vragend rond. ‘Mon Dieu! Il est tombé! Le pauvre homme! Pourvu qu'il | |
[pagina 47]
| |
ne s'est pas blessé au moins!....Ha! Dieu merci, il est debout! Ce n'est rien! Il ne s'est pas blessé. Ce n'est rien; heureusement!’ riep Mme R. eindelijk gerust gesteld over het accident, waarover zij zich, ter eere van C. zoo verschrikkelijk had aangesteld. ......................... Aanstaanden zondag gaat Nen op de crèche spelen, alwaar ik verleden week gespeeld heb, op eenGa naar voetnoot1 drolissimo piano, die geluid gaf, alsof de snaren met flanel bekleed waren, enfin ik ben er dan toch nog heelhuids doorgescharreld, en mogelijk ga ik er eerdaags nog wel eens zingen ook. ......................... Maak nu maar dat gij gezond blijft en pas maar op met de archi-millionnaire Mevrouw***. Zulke kennissen zijn altijd gevaarlijk, is het niet voor de ziel, dan toch voor de beurs, want niet alle beurzen kunnen het eeuwige leven représentéren, al zijn zij ook nog zoo goed gevuld. Alles welbeschouwd en alle eigenbelang op zijde gesteld, wenschte ik dat gij maar weer hier waart, n'importe hoe en waar. En vergis ik mij niet, dan geloof ik, dat gij het zelve ook wel wenschtet, is het niet zoo? Enfin, maar niet geschreeuwd vóór dat men geslagen wordt; een mensch wordt tusschenbeide zoo wonderlijk door het leven gejaagd, dat er eindelijk een oogenblik komt, waarin men niets meer begrijpt, maar slechts versuft kan goedkeuren hetgeen toch zóó en niet anders had moeten wezen. .........................
Mina. |
|