Ongesien // Ken geschien.
NA dat Arion was dwers door de woeste baren
Gevoert met sulc een schip, wiens zeylen vinnen waren,
Quam veylig aen de strant: de stuurman heeft bedacht
En met een soet geluyt betaelden sijne vracht.
Leert dit niet dat de Min is van gelijcke treecken,
Wanneer een Maegt haer hert beweegt door lieff'lijc smeken
Als Liefd' gheen kans en siet bedruckte Minnaers staet,
Op't alder-ongesienst komt u 't geluck te baet.
NIet schynter ongesiender in het Minnen, dan datter vereeniging soude keunen geschieden tusschen twee persoonen; Den een (in manier van spreken) begaeft met overvloed van tydelijck geluck, gelt, ende goed, niet min verrijckt ende verciert met alle bevallige gaven des Natuurs, Contrary: Een Iongman dit alles dervende, heeft wijsheyd ende beleyd, sal nochtans door sulcks te weegh brenghen, dat het goedt niet doen en ken, het zy soo krachtigh alst wil, soo bekoorlijck alst mach, van de gierigheyd soo sterck, en trouwelijck bewaert alst mogelijc is, hy sal tot sijn voornemen gheraecken, oft het beleydt salder hem toe brenghen; waer door is dese een Dochter begaeft van de Natuur met veele gaven, waer onder een van de grootste gerekent wert de wijsheyd; Ten anderen, verselt met een goed verstandt, reden, ende kennis; neffens dien een ver insight, sal meer het oogh slaen op sodanighe Schatten, ende door kennis meer bespeuren als de oogen des Ouders (verblint van de gierigheyd) sien keunen, de welcke dickmaels groot gebaer maecken, om sulcks te verhinderen, en duysent swarigheyden de Jonckheyd voor ooghen stellen, hier te langh om te verhalen. Maer te vergeefs ist, so daer goet beleyd en kennis is; want dese (hoe sterck de gierigheyt is) keunense peyen en bedriegen, ende meerder vordeel bejaeghen met gemack, als gierigheyd met gewelt.
GHY Iongmans die wat hoogher siet
Als u de macht somtijds gebiet;
't Is waer, ick acht dat menigh Mensch
Voor dwaesheyd houd u groote wensch:
Wijst, mal, veel wijse midd'len aen,
U sullicx wt het hooft te slaen.
Daer schijnt noyt dingh so ongesien
(Mijn's oordeels) of het ken geschien.
Doch komter een tot sulck geluck,
Daer blijfter menigh in den druck.