Vermakelijcke uyren(1628)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] [Tyter ging onlanghs vermeyen] Stemme: Si cest pour mon pucellage, &c. TYTER ging onlanghs vermeyen In het kriecken van den dagh, Daer sijn droeve Laura lagh, Sagh d'onnoosele Schaepjes weyen; Die bekommert met de Min Waren van haer Herderin. Laura droevigh van gedachten Voeden vast op het verdriet, Hoe dat Tyter haer verliet; Sprack in ende met droeve klaghten: Tyter ontrou, ghy mijn dient Nu u hert een ander mient. Berst benaude traenens-beecken Tot mijn droeve ooghen uyt: Stomme traenen maeckt geluyt. Banghe suchten! kost ghy spreecken, Tot getuyghe, dat mijn hert Om mijn Tyter lijdt veel smert. Ach! helaes! 't is al verlooren. Teere Schaepjes, treurt van rou Om dat Tyter is ontrou: Om dat Tyter niet wil hooren Na de klaghten van mijn Min, Daer ick so bedroeft om bin. Tyter, Tyter, stelt u ooren Na de stemme van mijn klacht: Doet het gheen ick heb betracht. Tyter, ken ick niet bekooren (Door mijn trouwe Minne-smert) U versteende Herders hert? Ken mijn klaghen u niet deeren? So beweeght dan door de vliet Die ick wt mijn ooghen giet. Ziet mijn hert in druck wt-teeren, [pagina 101] [p. 101] Op dat Laura voelt de pijn Tyter van u wreedt af-sijn. Tyter, moght ick met u doolen Door't geberghte, Bosch, en Dal, Ick verliet mijn klaghten al; 't Gheen mijn hertje draeght verhoolen Soud' ick brenghen aen den dagh So ick eens mijn Tyter sagh. Maer dewijl 't gesicht moet derven Tyter, daer ick so om sucht, Tyter, die van Laura vlucht. Tyter, ach! Gedenckt te sterven. Tyter, ach! wat ist mijn pijn Tyter sonder u te sijn. Vorige Volgende