[Als Philander, in het minnen]
Stem: Poliphemus aen de Strande.
ALs Philander, in het minnen,
Had op Phillis aengeleyd;
Heeft zy hem gevoed in 't hoopen,
II.
Zy, na lang-gepleegde lusjes,
Zeyd, Philander! 'k ben uw Bruyd;
Hy, ten hoogsten van 't verblijen,
Want zijn Phillis scheyt'eruyt.
III.
Dies Philander veledagen,
Spreekt noch eens zijn Phillis aen;
Phillis, zeyd hy, zijn uw zinnen,
Dat gy my dies af kund slaen?
IV.
Waer toe hebt gy my voor desen,
Zoo veel vryigheyd verleend?
My, op mijn verzoek te trouwen,
Daar gy 't niet en hebt gemeend?
V.
Doch! ik speur aen dese treken,
Dat u hooger mach geschien;
Oft ten minsten, dat u zinnen,
Na een hooger willen zien.
VI.
Hebt gy daer meê nu gequeten,
Zoo hebt gy my ook voldaen;
En ik zal op uw begeeren,
Vaer wel Phillis! ik zal gaen.
|
|