Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 391] [p. 391] Gezang. ONtlooken Roos die aen uw distel pronkt, En çierd uw struyk met purper Roode bladen; Hy, die u lieft, uw roozelaer belonkt, Tot dat gy u op geeft in zijn genaden. Leer, jonge Maegd, wanneer gy word gevrijd, Dat gy u maekt, na 't vryen, vryheyd quijt. II. Geeft gy u op, uyt min, aen die u mind, Denkt dat gy hebt u zelven weg gegeven; Wat Minne wil, dat moet gy zijn gezint, Uw wille moet Mins lust ten dienste leven; Dat is gezeyd wanneer gy zijt getrouwd, Schikt, dat uw liefd Mins plichten onderhoud. III. Het roosjen staet niet op zijn struyk en bloeyd, Om zo zich zelfs in 't bloeyen te behagen, Maer, 't geeft zich op als het den Plukker snoeyd; Zo moet haer ook een jonge Vrijster dragen; Zo, na de trouw, zy met haer plukker kant, Is 't weyg'ren haer geen eere meer, maer schand. Vorige Volgende