Pampiere wereld(1681)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Berouw der Minne, Van Astrea, tegens Celadon. Stem: Laura zat laest by de beek. ACh! verloopen minne tijd, Waerom voed gy mijn gedachten, Met de minne, die my spijt, En niet geeft als droeve klachten; Mits ik voor getrouwheyd achten, Celadons geveynsde min; Celadons ontrouwe treken, Daer ik my van zoek te wreken, Mits dat ik bedrogen bin. II. Celadon die, schoon voor 't oog, My met minne treken vleyde, Door een zoete tong bedroog, En tot wedermin verleyde; Waer door Liefde in ons beyde, Vele vryheyd bracht te weeg; Zoo dat ik my moet beklagen, Dat ik eertijds wel behagen In zijn valsche minne kreeg. III. 't Schijnt dat ik in tranen drenk, 't Schijnt ik smoor in mins gedachten; Als ik, tegens wil, gedenk, Op het geen ik wil verachten, Dat zijn trouwelooze klagten, Van d' ontrouwen Celadon; Ga ontrouwen! ga vry heenen, 'k Zal uw trouwloosheyd beweenen, Zoo ik immer weenen kon. Vorige Volgende