Favstina,
Blyeyndend'-Spel.
Inhoud.
FAustina, een uytmuntende schoone Herderin, werd gelieft, en hertelijk bemind van den Iongen Koning Constantinus; die in zijn liefde zoo volherd, dat hy diere beloften doet, met haer te trouwen; waer op volgt, dat zich Constantinus hitzig aen geprikkelt voeld van minne-lusten, zijn geliefde daer om aengaet, maer vind beleefde tegenstant; hy, hier door, sterker aendringende als te voren, werd zoo redelijk bejegent, dat hy zijn verzoek vruchteloos bespeurd: derhalven van haer afscheyd, en zijn liefde aen de Princes Casterna, op-offert; Faustina, bedroeft, en moeylijk, begeeft haer, op het zeggen van eenige Heydensche Waerzegsters, in manne kleeding, ten Hove, al waer zy onbekent, van den Koning voor Dienaer aengenomen, en op zeker tijd, van 's Konings wege met een brief aen de Princes gezonden werd; die, ziende Faustina, nu in manne schijn, en genaemt Constans, word op haer verlieft, en zoo brandende in minne-lusten, dat zy haer niet ontziet Faustina daar om aan te gaen; die, doch onmachtig, zulks met beleefdheyd af-keerd, 't welk de Princes zoo toornig maekt, dat zy den Koning aenklaegd, als of Faustina, nu Constans, gestaen hadde haer te willen verkrachten; dit alzoo aengenomen, werd Faustina voor 't Recht gestelt, en veroordeeld tot een wreede dood; zy voor al de wereld blijkelijk onschuldig zijnde, ontdekt haer, en brengt Princessen valscheyd aen den dag; 't welk den Koning ziende, omhelst Faustina; trouwd haer voor zijn wettige Bruyd; zend Casterna in ballingschap uyt zijn Rijk.
's Konings Zuster, de Princes Calista; langen tijd vryagie gepleegt hebbende met Ferdinandus, de broeder van Faustina, een zeer uytstekende Hoveling, wel staende by den Koning, ontdekt haer liefde; Ferdinandus maakt zich bekent aen zijn Zuster, en verzoekt de Princes ten Echt, die hem van den Koning vergund werd.