Huiselijke poëzie

[p. 97]

De gelukkige man aant.

H.A. Spandaw
De gelukkige man

Hij die in pracht en overvloed,

in weelde en wellust leeft,

aan elke drift van zijn gemoed

gereed voldoening geeft;

die al wat hart en oog hekoort

terstond verkrijgen kan,

geen neiging in zijn boezem smoort,

is geen gelukkig man.

Maar hij die bij een helderen geest

kracht en gezondheid voegt,

die voor geen werk en zweet bevreesd

voor vrouw en kindren zwoegt;

die nooit van 't pad der onschuld wijkt,

maar rein de vreugd geniet,

wiens hart een zuivre beek gelijkt

die stil en effen vliet;

die nooit zich slaafs terneder buigt

maar trouw Gods wil betracht;

met ieder bijtje honig zuigt,

met ieder knaapje lacht;

die in zijn harte rust geniet,

vrede in zijn woning vindt,

in elke mens een broeder ziet,

hem als een broeder mint;

die de onschuld steeds ter hulpe snelt,

en weldoet waar hij kan;

in mensenmin zijn glorie stelt,

is een gelukkig man.