Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] L. Rietberg De schaapherder De zon zinkt in de kim, en de onafzienbre heide vertoont slechts hier en daar een braamstruik aan mijn oog. Spoedt, schaapjes! spoedt u voort! dat ik u huiswaarts leide! En mij een zoete rust de leden sterken moog! 'k Zie reeds van ver mijn hut, door de avondglans omschenen, waar 't zuurverdiende brood met bronnat mij verwacht. Drijf, drijf, getrouwe hond! mijn schaapjes stalwaarts henen! En u ook wacht de rust, uw dagwerk is volbracht. Scheert, schaapjes! nog de tijm, al weidend, van de stengel! Terwijl gij half vermoeid naar de open stallen keert.- Het eenzaam dal weergalmt uw klinkend klokgebengel waar de ondergaande zon uw schaûw op 't veld vermeert. Dra zet ik welgemoed mijn doornenstok terzijde en sluimer op mijn stro gerust en zorgloos in. Geen vorst die ik zijn kroon of scepterstaf benijdeik voer de scepter ook: in 't vreedzaam huisgezin. De rook stijgt uit mijn hut in golving op naar boven en spiegelt zich in 't goud van 't glansrijk avondrood. Al kraakt mijn zolder niet van opgetaste schoven, ik eet in stille rust mijn schamel stukje brood. Spoedt aan dan, schaapjes! spoedt! 'k zie de avondster reeds blinken: hoe helder tintelt zij in 't flauw verlicht azuur! Ook eens, eens zal voor mij des levens dagtoorts zinken... Schenk, schenk mij dan, o God! een zalig stervensuur! Vorige Volgende