Huiselijke poëzie
(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Verjaardag aant.H.A. Spandaw
| |
[pagina 55]
| |
harten, vol van liefde schonken,
trouwe zwoeren voor 't altaar.
Maar ook in die weinge jaren
heeft de rampspoed ons gedrukt,
toen de dood ons harte griefde,
't eerste vruchtje onze liefde
in de bloei werd afgeplukt.
Vrouw! gij weent... o! moedertranen
vloeien uit een eedle bron!
Liefde is in uw oog te lezen...
En - zij zou geen moeder wezen
die een kind vergeten kon.
Denk: God nam, om wijze reden,
ons het eerste pandje af:
maar de hand die smart kon telen
wist ook wonden weer te helen,
daar ze een pandje ons weder gaf.
En zie daar uw lieve jongen:
zie - hij vleit, hij lacht u aan!
Reeds is al uw smart geweken,
en de traan die gij doet leken
is een dankbre vreugdetraan.
Ja! wij mogen tranen storten,
maar ons voegt geen droef geween:
wie niet voelt de huwlijkszegen,
't waar geluk, in de echt gelegen,
is voor zijn geluk te kleen.
| |
[pagina 56]
| |
O volzalig' huwelijksliefde!
heilig snoer, die harten bindt!
Schitterend goud doe vorsten pralen,
niets kan bij de vreugde halen
die men smaakt door vrouw en kind.
Ja, in 's levens wrange beker
mengt de vrouw verkwikkend zoet;
doet ons dreigend onheil klagen,
zij kan lijden en verdragen,
zij is groot in tegenspoed.
En - zien wij onszelf herleven
en ons beeld in 't kind geprent,
dan is 't heil ten top gerezen,
dan... doch vader moet men wezen,
eer men vaderliefde kent.
Dierbre vrouw! 'k besef uw grootheid,
dankbaar, vol erkentenis!
Ja, ik voel uw hoge waarde;
't schoonste pronkbeeld op deze aarde
is de vrouw die moeder is.
Zou ik dan deez' dag niet vieren,
die zozeer mijn hart verblijdt?
Ja! ik mocht dit liedje kwelen -
't zij, bij deze feesttonelen,
aan mijn gade toegewijd!
|
|