Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] H. Tollens Cz. Verjaardag Nimmer moe gerende Tijd, voerman, die de wagen rijdt over bergen en door dalen! Laat mij, laat mij ademhalen: waar toch jaagt gij in galop? Voerman, hou eens even op. Welk een onafzienbaar end hebt gij rustloos afgerend, zonder pleisteren, zonder pozen, over doornen en langs rozen, onverdacht op weg en spoor, tussen klip en afgrond door! Vijfentwintig jaren lang holt gij met gezweepte gang en vergeet uw span te stallen, door wat noodweer overvallen! 'k Zit te duizlen van de orkaan... Voerman, leg eens even aan. Sneller dan een bliksemschicht snort mij alles voor 't gezicht; wat zich opdoet aan mijn ogen is als rook voorbijgevlogen; waar ik ginds de blik op sla laat ik aanstonds achterna. Gistren joeg uw dolle vaart toomloos door een rozengaard, waar ik bloemen vond te plukken; [pagina 58] [p. 58] maar gij bleef mij voorwaarts rukken: ik vertrad de schoonste knop, en de doornen greep ik op. Toef eens, keer eens, zwenk eens vlug, voerman, langs uw baan terug: 'k heb op reis zoveel vergeten, en verloren en versmeten; hou eens op toch! keer eens weer! Maar gij hoort of keert niet meer. Waar toch met die drift naartoe? Jaagt gij dan uw rossen moe om de slagboom te eer te winnen, waar ons rusten zal beginnen? Waar dan (zeg het) stuit uw draf? En gij antwoordt: ‘Aan het graf.’ Daar, helaas! en daar alleen loopt dan 't hobblig rijpad heen, dwars door bui en onweersvlagen; daar eerst einden pijn en plagen; daar ontsluit de rust de poort... Voerman! rij in Godsnaam voort! Vorige Volgende