Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende H. van Loghem jr. De verhoorde moeder 't Lachend Koosje was een roosje, 't schoonste dat ooit echttuin gaf; maar hoe moederzorg 't ook kweekte, het verbleekte en werd spoedig rijp voor 't graf. 't Moederharte kromp van smarte bij het kwijnen van zijn oog; zelfs geen enkel traantje vloeide: de angst verschroeide en der paarlen bron werd droog. 't Levenslichtje van het wichtje scheen een laatste flikkering, slechts een flauw en stervend vonkje: 't afscheidslonkje waaraan 't oog der moeder hing. Stervend Koosje, dorrend roosje! Al uw aardse gloed is heen. [pagina 53] [p. 53] Ach! geen moederkusje wekt u: eerlang dekt u, lieve lelie! aarde en steen! Roerloos staat gij; krimpend slaat gij, vrouw! uw blik op 't wiegje neer; smeekt, een voorspraak in uw ogen, 't alvermogen: ‘Vader! wek dit roosje weer.’ Moeder! smeekt gij, harten breekt gij... God, de God der liefde hoort: 't dierbaar knaapje is u geschonken; nieuwe vonken brengt 't verlengde leven voort. O, die vangt gij; snikkend hangt gij, rijke moeder! aan die blos: en de vloed, die wanhoop stremde, die beklemde, barst in gloênde droppen los. Vorige Volgende