Huiselijke poëzie
(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Verliefdheid aant.H. Tollens Cz.
| |
[pagina 29]
| |
zij klinken en drinken en leggen wat ann
en waaien en zwaaien opnieuw langs de baan.
Maar 't schaatsje van 't meisje glipt los van haar been:
zij struikelt, en stuift als een sneeuwvlokje heen;
de knaap ijlt haar na, en heft ze op met een til,
en zoent, waar het zeer doet, de pijn wel weer stil.
Nu slingert ze al voort en al verder met hem,
de handjes in handen, al vaster van klem;
de kou maakt haar boutjes en kaakjes wel stijf,
maar innig toch voelt zij geen kou in het lijf.
Zij pozen en kozen: hij vleit haar een blos,
terwijl glipt er nogmaals een schaatsje weer los;
hij bindt en herbindt het, en weifelt en fleemt,
en vraagt en verkrijgt, en begeert nog, en neemt.
De landjeugd reed af en het maanlichtje klom,
en Koenraad gaf Elsje haar bootje weerom,
en gaf haar een ring en een kusje zo teer!...
Maar ging met haar hartje, en nooit gaf hij 't weer.
|
|