Lijnen van liefde
(2011)–Ismene Krishnadath– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Hoofdstuk 2‘Het resultaat is positief.’ De woorden van dokter Groenhart boorden het laatste restje hoop, dat Irini nog koesterde, de grond in. Ze was zwanger. ‘Wat gaat u doen?’ Dokter Groenhart kende haar positie. Ze was een alleenstaande vrouw met een bijna volwassen dochter. Een baby paste niet in haar levenspatroon. ‘Ik... ik weet nog niet.’ Dokter Groenhart krabbelde wat notities op een formuliertje. ‘Ik zal u toch vast een verwijsbrief geven voor de gynaecoloog.’ Irini stond op. Ze pakte de verwijsbrief aan en wilde de kamer verlaten. ‘Mevrouw Soetidikromo...’ ‘Ja dokter?’ ‘U moet niet te lang wachten met het nemen van een besluit. De meeste gynaecologen aborteren niet graag na drie maanden.’ Ze knikte stijfjes. Thuis trof ze Gitá in de keuken aan, achter het aanrecht. ‘En...?’ vroeg ze toen ze haar moeder zag. ‘Wat zei de dokter?’ ‘Ach, een beetje vermoeidheid. Hij heeft me aangeraden een paar dagen te rusten.’ Irini probeerde haar stem zo nonchalant mogelijk te laten klinken. Met zorgvuldige bewegingen droogde Gitá een lepel af. Ze drukte de doek met haar duim in de lepelkom en draaide de steel naar zich toe. ‘Weet je ma...’ Ze concentreerde schijnbaar al haar aandacht op de lepel. ‘Ik dacht dat je zwanger was.’ | |
[pagina 30]
| |
Irini slikte even. ‘Hoe... hoe kom je daar nou bij?’ Ze vond zelf dat het niet erg overtuigend klonk. ‘Sinds hij is weggegaan voel je je zo vaak misselijk.’ Stilzwijgend waren ze overeengekomen Glenn met ‘hij’ aan te duiden. Zijzelf vond het te pijnlijk zijn naam uit te spreken en Gitá had ronduit verklaard dat ze haar vader een onbetrouwbare slijmerd vond. Het enige levensteken dat ze sinds zijn vertrek van hem had ontvangen, was een cadeaucheque waarmee ze kon gaan winkelen in de buitenlandse afdeling van een supermarkt. Ze keek toen nog vol verlangen uit naar zijn terugkomst en met gemengde gevoelens had ze haar cheque gewisseld voor kaas en druiven. Maar die ene maand, die hij weg zou blijven, was reeds anderhalve maand geleden verstreken en ze had tot haar schrik gemerkt dat haar menstruatie wegbleef, haar borsten gespannen waren en ze de aanblik van voedsel niet kon verdragen. Gisteren had Gitá haar aangetroffen terwijl ze kreunend van ellende geelachtig slijm stond over te geven in het toilet. Vol zwijgend medeleven had Gitá haar over de rug gewreven en wat water laten drinken. ‘Je moet naar de dokter,’ drong ze aan. ‘Ik zal de school voor je afbellen.’ ‘Nee, het gaat straks weer over. Ik moet vandaag repetities geven.’ Gitá wist niet dat ze al een zwangerschapstest had laten doen en het resultaat ervan vol angst afwachtte. Gitá borg de lepel in de besteklade. Ze keek Irini recht in de ogen aan. ‘Gelukkig,’ zei ze, ‘dat het alleen maar vermoeidheid is.’ Irini keerde zich schuldbewust van haar af. Ze liep de keuken uit. In haar kamer kleedde ze zich uit. Ze keek naar haar buik in de spiegel. | |
[pagina 31]
| |
Er was niets te zien. Ze was integendeel wat magerder geworden. Toch moest ze al bijna drie maanden zwanger zijn. Ze vroeg zich af of ze Gitá niet beter de waarheid had kunnen vertellen. Gitá was geen kind meer. Zuchtend maakte ze haar slaapjurk los van het kledinghaakje op de deur. Het was nog geen acht uur, maar ze kon zelfs de energie niet opbrengen om voor de televisie te zitten. Het was niet zozeer het groeiend leven in haar dat haar afmatte, alswel de constante activiteit van haar gedachten rond de afwezigheid van Glenn. Ze schakelde het licht uit. Slapen wilde ze; dat zou haar even wegvoeren uit de onoverzichtelijke realiteit van haar leven.
De wekker ging af. Onbarmhartig rinkelde het onding haar verdoofde zinnen tot leven. Toen ze zich oprichtte om hem uit te schakelen, werd ze overvallen door een vlaag van misselijkheid. Moeizaam kwam ze uit bed. Op blote voeten strompelde ze naar het toilet. Ze kokhalsde. Het slijm was deze keer groenachtig. Toen ze zich weer oprichtte, zag ze dat Gitá bij de deur van het toilet stond. Ze had een baddoek om haar lichaam geslagen, die ze met een hand boven haar borsten vasthield. ‘Je bent zwanger.’ Het was een genadeloze constatering die geen bevestiging of ontkenning nodig had. ‘Weet hij het?’ Irini voelde de tranen achter haar ogen prikken. Onvoorwaardelijk had ze hem geloofd toen hij zei dat hij een paar zaken moest afhandelen in Nederland voordat hij kon overgaan tot de definitieve aankoop van een huis in Suriname. Hij zou hooguit een maand wegblijven. Ze had er niet eens aan gedacht hem zijn adres te vragen. | |
[pagina 32]
| |
Hij had haar verraden en het ergste was, dat ze zo stom geweest was om zich te laten verraden. ‘Dit wordt zijn vijfde kind.’ De vlakke stem en de veroordelende houding van Gitá waren teveel. De tranen vloeiden. Er was geen houden meer aan. Ze griende het uit. Haar schouders schokten en ze voelde het zoute vocht langs haar trillende lippen in haar mond lopen. Geschrokken staarde Gitá naar de emotionele uitbarsting van haar moeder. Ze hield van haar moeder en het deed pijn haar zo te zien lijden. ‘Huil niet ma,’ smeekte ze. Ze kon haar eigen tranen niet tegenhouden. Moeder en dochter omarmden elkaar. De baddoek van Gitá viel op de grond. Irini bukte om hem op te rapen. ‘Kom, ga baden.’ Ze veegde haar gezicht droog. ‘Neem.’ Gitá pakte de baddoek aan en sloeg hem weer om zich heen. Haar gezicht glom nog nat. ‘Hij heeft je weer laten zitten hé.’ ‘Gitá, houd op. Ik wil er niet over praten, hoor je.’ Gitá balde haar vuisten. ‘Ik haat hem.’ Irini keek langs Gitá heen. Ze zag haar gezicht in de spiegel die boven de wasbak hing. De lijnen bij haar mondhoeken waren hard. Met een bitterheid die regelrecht uit haar gal leek te komen zei ze: ‘Ik wil zijn kind niet.’ En toen, alsof ze zichzelf wilde overtuigen van de onwrikbaarheid van haar besluit, nog een keer, luid en duidelijk: ‘Ik wil zijn kind niet.’
Terry parkeerde de wagen van zijn vader op een open stukje langs de weg die naar Nieuw Amsterdam voerde. Het was een plek dat hij en Gitá de laatste tijd vaak | |
[pagina 33]
| |
hadden opgezocht om elkaar ongestoord te kunnen liefkozen. Ze stapten uit. Gitá liep naar het water. De weg liep langs de Surinamerivier. Tijdens de rit had Gitá niet veel gezegd. Ze scheen met haar gedachten mijlenver weg te zijn. Hij ging naast haar staan. Een tijdje luisterden ze naar de golfslag. Hij wilde haar naar zich toetrekken, maar iets in hem waarschuwde hem het niet te doen. ‘Mijn moeder is zwanger.’ Een gevoel van onwerkelijkheid doorstroomde Terry. Het was alsof ergens in de duisternis een deur openging. Hij was er niet zeker van of hij binnen moest stappen. Wat achter die deur lag, leek hem evenmin aan te gaan als het leven in de huizen aan de overkant, waarvan hij vaag de lichtjes kon zien schijnen. Gitá's stem kwam weer terug. Zijn wil was weg. Hij moest mee, hij moest haar volgen naar de wereld achter die deur. ‘Ze wil abortus plegen.’ Gitá's wereld was Terry's wereld geworden. Hij voelde een overweldigend verlangen in zich opkomen haar lichaam te bedekken met het zijne om haar zo te beschermen tegen de rottigheid van die wereld. Hij drukte haar tegen zich aan. Onbewust gleed zijn hand onder haar haren naar de scheidslijn tussen nek en hoofdhaar. Liefkozend bleef hij op dat plekje ronddraaien met zijn vingers.
Het was dinsdag. Onder normale omstandigheden was dit de wasdag in Huize Soetidikromo. Het begon de avond tevoren, want dan selecteerde Irini de was en zette ze de kleren die het nodig hadden in de week. Dinsdagochtend, voordat ze naar het werk ging, stopte ze de eerste partij kleren in de wasmachine en schakelde het wasprogramma in. Als ze 's middags uit school kwam, werd | |
[pagina 34]
| |
deze partij gespoeld en gecentrifugeerd, terwijl de wasmachine de tweede partij kleren draaide. Gitá maakte ondertussen het eten af en dekte de tafel. Ze aten samen. Na de maaltijd kreeg de tweede partij kleren zijn spoel- en centrifugebeurt en als die klaar was, hingen ze de kleren aan de waslijnen achter het huis. Laat in de middag werden de kleren binnen gehaald en gevouwen. Gitá miste de gezeligheid van deze gezamenlijke arbeid. Ze schoof het bord met tjauw-min, waarvan ze met moeite de helft had opgegeten, van zich af. Voordat ze naar het ziekenhuis ging had haar moeder haar geld gegeven om een portie eten te kopen bij Wong Yuk. Irini had weinig zin gehad om te koken, want ze moest nuchter zijn voor de ingreep die ze bij zichzelf zou laten verrichten. Gitá dacht dat ze best wat voor zichzelf had kunnen koken, want de hoeveelheid ve-tsin in Wong Yuks tjauwmin deed haar maag niet goed. Ze schonk een glas vol water en dronk dat in één teug op. Het hielp niet veel. Dan maar even plat, besloot ze. Haar moeder hoefde toch pas om vijf uur van het ziekenhuis gehaald worden. Nauwelijks lag ze op bed en had ze de eerste regels van een romannetje gelezen, dat ze gebruikte om in slaap te vallen, of ze hoorde iemand op de balkondeuren trommelen. Ze schoof haar voeten in slippers en haastte zich naar de voorzaal. Ze kneep even haar ogen toe. Het silhouet achter de vitrages had iets bekends. ‘Mi Gado, het zou Glenn toch niet zijn.’ Haastig doorkruiste ze de voorzaal en maakte de deur open. Hij was het! Lachend begroette hij haar. ‘Dag gudu, hier ben ik weer.’ Hij duwde een gele, plastiek tas waarop met schreeuwende letters ‘Schiphol Airport Shopping’ stond gedrukt in haar hand. ‘Voor jou en je moeder.’ | |
[pagina 35]
| |
Gitá stond vertwijfeld in de deuropening. ‘Wat moest ze doen? Wat gebeurde er eigenlijk?’ ‘Ik mag toch binnenkomen.’ Mechanisch stapte Gitá opzij, de tas tegen haar borst gedrukt. ‘Is je moeder niet thuis?’ Gitá schudde haar hoofd. ‘Nee ze is naar...’. abrupt hield ze op. ‘Waar is ze?’ Glenn keek haar opmerkzaam aan. Hij bespeurde onraad. ‘Ze is er niet.’ ‘Ja maar waar is ze dan?’ Toen Gitá bleef zwijgen, zei hij scherp: ‘Ik vroeg je waar ze is.’ Gitá aarzelde nog even. Toen gooide ze eruit: ‘Ze is naar het ziekenhuis.’ ‘Het ziekenhuis? Is ze ziek?’ Gitá lachte spottend. ‘Ziek? Zo zou je het wel kunnen noemen, ja. Ze is zwanger.’ ‘Wat!’ Hij greep Gitá ruw bij de schouders en schudde haar door elkaar. ‘Wat doet ze in het ziekenhuis? Zeg het me, verdomme!’ ‘Au, laat me los.’ Gitá stootte Glenn van zich af. ‘Als je het per se wilt weten... ze is abortus gaan plegen.’ Glenn greep Gitá weer vast. ‘Jó kleine heks, nu vertel je me alles. Waar is ze?’ ‘Ik zeg toch dat ze naar het ziekenhuis is. Ze is zwanger en ze dacht dat je niet meer terug zou komen.’ Glenn gaf Gitá een duw zodat ze neerviel op de sofa. Hij liep naar het raam en staarde enkele ogenblikken naar buiten, terwijl hij met zijn hand door zijn haren streek. Toen richtte hij zich weer tot Gitá. ‘Naar welk ziekenhuis is ze?’ | |
[pagina 36]
| |
‘Het Stadsziekenhuis,’ piepte Gitá angstig. Wat wilde hij eigenlijk? ‘Schiet op, trek wat aan en kom mee. Ik wacht op je in de auto.’ Zonder om te kijken, beende hij naar buiten en startte de motor. Ze reden naar het Stadsziekenhuis. ‘Welke dokter heeft ze?’ vroeg hij terwijl hij de parkeerplaats opdraaide. ‘Dokter Atsendarie. Hij zit op de tweede etage rechts.’ Ze had moeite hem bij te houden toen hij de smoezelige trappen van het ziekenhuis met twee treden tijdelijk nam. ‘Is mevrouw Soetidikromo binnen,’ blafte hij autoritair tegen de dienstdoende zuster bij het loket van Dokter Atsendarie. De zuster was duidelijk op haar teentjes getrapt. ‘U kunt om vijf uur terugkomen,’ meldde ze vanuit de hoogte. ‘De dokter is nog bezig.’ Zonder verder aandacht aan haar te besteden, opende Glenn de deur naast het loket en liep door naar de dokterskamer. De kamer die Glenn resoluut binnenstapte, was schoon. Irini lag roerloos op de behandeltafel, haar benen wijd, de knieën over beensteunen geslagen. Naast haar assisteerde een zuster in een smetteloos witte jas de dokter die, eveneens in smetteloos wit, tussen Irini's benen aan het werk was. Met een zuigpompje zoog hij haar baarmoeder leeg. Het ontzielde embryo, omsloten door bloedwolken, viel in de plastiek opvangfles die aan de pomp was bevestigd. De operatie eiste de volledige concentratie van de dokter, want hij reageerde pas op Glenn's binnenkomst toen de zuster van he loket achter hem opdook en hem toesnauwde: ‘Wilt u onmiddellijk naar buiten gaan. U mag hier niet binnen.’ ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg de dokter, nu wèl ver- | |
[pagina 37]
| |
stoord. De kamer was plotseling vol, want ook Gitá was binnengekomen. Ze staarde naar de fles die de dokter nog steeds in zijn hand hield. Even was het stil in de kamer. Toen prikte de loketzuster met een beschuldigende vinger in de richting van Glenn. ‘Hij is zomaar naar binnen gelopen.’ De dokter, opeens begrijpend, schudde meewarig zijn hoofd. ‘Het is gebeurd. Ik wist niet dat u ertegen was.’ De twee zusters keken plotseling met andere ogen naar Glenn, nieuwsgierig. Ze roken een tori. Glenn voelde de schaamte van zijn nederlaag in zich opkomen. Even resoluut als hij naar binnen was gestapt, keerde hij zich om en ging naar buiten. Gitá staarde nog steeds naar de embryo. De loketzuster, nu een stuk vriendelijker, trok haar zachtjes mee naar buiten en zette haar op een van de wachtstoelen. ‘Zit maar even rustig hier. Het duurt niet lang meer voor je moeder weer bij is.’ Glenn was verdwenen. Onbewust van de dramatische scène, die zich tijdens de abortus had afgespeeld, liet Irini zich anderhalf uur later door Gitá uit de taxi helpen. Ze voelde zich slap. De dokter had haar een aantal dagen ziekteverlof gegeven om weer op te knappen. Vaderlijk bezorgd waarschuwde hij voor samentrekkingen van de baarmoeder waar ze de volgende dagen last van zou kunnen hebben. Gitá duwde met haar vrije hand de poort van het erf open. Langzaam liepen ze naar binnen. Ze zagen hem allebei tegelijk. Hij zat op het balkon. Als twee synchroon-danseressen hielden ze tegelijk halt. Hún pas op de plaats was voor hem het startsein. | |
[pagina 38]
| |
Hij sprong op en liep naar ze toe. Met zijn arm om Irini's schouders duwde hij haar zachtjes weer in beweging. Willoos liet ze zich door hem ondersteunen. Gitá had haar losgelaten en liep nu achter hen aan. Pas nadat Irini zich in bed had laten installeren sprak ze. ‘Ik dacht dat je niet meer terug zou komen.’ Gitá, die Glenn niet met haar moeder alleen wilde laten, voelde een golf van verontwaardiging in zich opkomen, toen ze de verontschuldigende toon beluisterde in de woorden van haar moeder. Glenn deed er nog een schepje bovenop toen hij zachtjes, maar toch hoorbaar zei: ‘Je had het niet moeten doen. Je weet toch dat je me kan vertrouwen. Ik houd van je.’ Hij streelde haar gezicht. ‘Ga een beetje slapen. Morgen kom ik weer bij je.’ Toen hij weg was, vertelde Gitá Irini wat er in het ziekenhuis was gebeurd. Vreemd genoeg leek het haar moeder blij te maken, want na een tijdje viel ze met een glimlach om haar lippen in slaap. In de dagen die volgden liet Glenn zich van zijn meest attente zijde zien. Zelfs Gitá liet af en toe haar wantrouwen varen. Hij verwende ze met dozen zachte, op de tong smeltende bonbons. In huis draaide hij de hele tijd om Irini heen en 's avonds maakten ze een ommetje met de auto, of ze zaten gewoon op balkon tevreden de duisternis in te staren. Ze kregen een uitnodiging voor een huwelijksreceptie, en toen voor een fundraisingparty. Een vriend van Glenn werd jarig en daar gingen ze ook naar toe. Een Franse mode-ontwerpster kwam naar Suriname om haar collectie te tonen. Irini spendeerde haar halve salaris aan drie kaartjes voor de show. Roekeloos telde ze de biljetten neer. Ze gingen er naar toe. De jet-set van Suriname was daar. Irini straalde. | |
[pagina 39]
| |
Ze had zichzelf overtroffen met de creatie van twee zachtblauwe, in plooien gedrapeerde avondjaponnen. Eén voor haar en één voor Gitá. Glenn zag er uitermate chique uit met zijn zwarte strikdas. De wetenschap in goed uitziend gezelschap te verkeren en er zelf goed uit te zien, maakte de ontmoetingen met de vele bekenden tot een genotvolle streling van de ego. De show eindigde in een diner-dansant. Toen ze na afloop naar huis reden, voelden ze zich alledrie voldaan. Irini leunde achterover in haar met pluche beklede stoel. ‘Die saus van die garnalencocktail was heerlijk,’ zuchtte ze nagenietend. ‘Ze zetten er cognac in,’ merkte Glenn op. ‘Van die dure, d'Avignon.’ ‘D'Avignon, die is onbetaalbaar. Voor de prijs van één fles doe ik de hele week boodschappen.’ Irini vouwde haar handen onder haar hoofd. Glenn maakte een bocht. ‘In Miami kost zo'n fles nog geen 25 dollar,’ zei hij, terwijl hij het stuur door zijn handen liet glijden. ‘Wat heb ik daar nou aan,’ merkte Irini sceptisch op. ‘Ik woon in Paramaribo.’ Glenn draaide zich om naar Gitá, die met haar benen op de achterbank getrokken had zitten doezelen. ‘Hé slaapster,’ plaagde hij. ‘Heb je geen zin om een flesje cognac te kopen in Miami.’ Gitá knipperde met haar ogen. ‘Miami,’ zei ze, ‘wie gaat naar Miami?’ ‘Wij,’ antwoordde Glenn. ‘Wij met ons drietjes, tenminste...,’ en quasi twijfelend liet hij erop volgen, ‘als jullie willen natuurlijk.’ Irini legde haar hand op Glenns dij. ‘Je bent een schat,’ zei ze en ze tuitte haar lippen in een kus. | |
[pagina 40]
| |
‘Het lijkt me fantastisch om naar Miami te gaan, maar is het niet een beetje kostbaar en is niet alles al volgeboekt voor deze vakantie?’ Glenn glimlachte zelfverzekerd. ‘No span gudu.Ga naar voetnoot8 Voor deze lieve dames regel ik alles. Over twee weken breng ik jullie lekker naar Miami om een paar dagen te winkelen.’ In een flits voelde Gitá haar wantrouwen weer levensgroot opkomen. Toen haalde ze denkbeeldig haar schouders op. ‘Waarom deed ze zo moeilijk? Soms werden sprookjes waar en misschien waren zij en ma de prinsessen en Glenn de prins op het witte paard uit het hoge Noorden,’ dacht ze. Ze zuchtte inwendig.
Irini's reiskoffer lag geopend op haar bed. Die was pas half gevuld. Ze wilde niet teveel meenemen om des te meer mee terug te kunnen nemen. Lusteloos keek ze om zich heen om te zien of ze niets vergeten had. Gisteren was Glenn komen zeggen dat hij niet samen met hen kon vertreken. Een belangrijke zakenrelatie uit Nederland zou daags na hun vertrek in Suriname aankomen en hij móest de man spreken. Hij beloofde hen met het eerstvolgende vliegtuig na te reizen, zodat ze toch een paar dagen met hun drietjes konden doorbrengen. De teleurstelling op haar gezicht aflezend had hij haar een cheque van vijfhonderd dollar in de hand gestopt. Ze kon het bij elke Amerikaanse bank wisselen. ‘Hiermee kunnen jullie flink winkelen tot ik kom,’ had hij vergoeïlijkend gezegd. Toch zag ze er als een berg tegenop om alleen te vertrekken. | |
[pagina 41]
| |
Ze had eerder gereisd, naar Curaçao en Bélem, maar altijd in gezelschap van mensen die de plaats kenden en bovendien had het juist zo fijn geleken samen met Glenn te gaan. Gitá kwam de kamer binnengelopen. ‘Neem jij deodorant en zeep mee,’ vroeg ze, ‘dan hoef ik dat niet in te pakken.’ ‘Zeep kunnen we laten, dat krijgen we wel van het hotel.’ Irini pakte de fles deodorant van haar kaptafel en draaide de dop stevig vast. Ze stopte midden in de beweging toen ze de klik van een sleutel hoorde. Luisterend zette ze haar hoofd een beetje scheef. De balkondeuren werden geopend. Het was Glenn; hij had een sleutel. Hij kwam binnen met een langwerpige, kartonnen koker in zijn hand. Er bleek een ets van de Gravenstraat in te zetten. Hij rolde hem uit over de koffer. Houten overheidsgebouwen gingen schuil achter een in bloei staande groenhartboom. Het was één van die etsen waar veel vraag naar was bij Surinamers in het buitenland. Glenn vroeg Irini de prent mee te nemen voor een vriend van hem. Deze vriend zou haar van de luchthaven afhalen en een beetje wegwijs maken in Miami. Irini legde de koker in de koffer. ‘Blijf je slapen,’ vroeg ze. ‘We moeten morgen vroeg van huis.’ Glenn zou ze wegbrengen naar Zanderij, de internationale luchthaven van Suriname, die ongeveer vijfenveertig minuten rijden van de hoofdstad verwijderd lag.
De transportband zette zich in beweging. De bagage van de PY799 uit Suriname was uitgeladen. Koffers in allerlei modellen en maten schoven voorbij: grote, kleine, bruine, zwarte en af en toe felrode, deftige nieuwe valiezen en stoere versleten leren koffers. | |
[pagina 42]
| |
Daartussen had je natuurlijk de dozen. Dozen waarop met grote letters namen en adressen waren geschreven, verstevigd met brede repen plakband en dan nog eens vastgebonden met touw. De passagiers, al zwaarbeladen met handbagage, verzamelden zich rond de transportband om de rest van hun eigendommen af te halen. Irini en Gitá stonden er al een tijdje toen ze hun koffers zagen aankomen. Die van Irini was vrij groot en donkerbruin. Gitá had een iets kleinere lichtbruine. De koffer was niet echt van haar. Ze had hem geleend van Terry. Thuis hadden ze maar één koffer. Irini had hem gekocht toen ze met een paar collega's naar Brazilië zou gaan. Gitá was voor het eerst in het buitenland. Ze had het niet nodig gevonden dat haar moeder voor die paar dagen nog een koffer aanschafte. ‘We moeten naar de douane,’ zei Irini nadat ze hun koffers van de transportband hadden getrokken. Ze wees naar de rijen die zich hadden gevormd bij de balies van de in uniform gestoken douane-employés. Gitá tilde haar koffer op. Irini trok de hare achter zich aan. Ze had echter nog geen twee stappen gedaan of een heer schoot haar aan. ‘Is this your baggage madam?’Ga naar voetnoot9 vroeg hij, naar de donkerbruine koffer wijzend. Irini keek de man een beetje bevreemd aan. Het was een lange, goedgebouwde neger. ‘Yes, of course,’Ga naar voetnoot10 antwoordde ze een beetje op haar teentjes getrapt. De man haalde een identiteitsplaatje uit zijn binnenzak. ‘Airport police,’Ga naar voetnoot11 identificeerde hij zich. ‘Would you please follow me.’Ga naar voetnoot12 | |
[pagina 43]
| |
Gitá pakte geschrokken haar moeders hand vast. Een groeiend panieksgevoel nam bezit van Irini. ‘What's the matter, sir?’Ga naar voetnoot13 vroeg ze met een van angst lichtelijk overslaande stem. ‘Just a routine investigation,’Ga naar voetnoot14 zei de man op beroepsmatig beleefde toon. ‘It would be best for all of us if you just cooperate.’Ga naar voetnoot15 Met verslagen gezichten volgden ze hem naar een klein kantoor waar twee heren in uniform hen opwachtten. Ze identificeerden zich als drugpolitie. Weer moesten ze bevestigen dat de bagage die ze bij zich droegen hun eigendom was. Vooral de grote koffer van Irini had hun belangstelling. De agenten controleerden hun paspoorten en vergeleken de namen met die op de adreslabels. Met trillende vingers voldeed Irini aan hun verzoek om de koffers te openen en liet toe dat ze de inhoud doorke-ken. De kleren boden niets interessants. Met neutrale gezichten lieten ze hun vingers door een stapeltje directoirs lopen. Eén van de agenten pakte de koker. Hij maakte het open en haalde de ets eruit. Toen hield hij de lege koker in zijn hand. Hij legde hem in zijn geopende platte hand en bewoog de hand op en neer alsof hij het gewicht ervan wilde bepalen. ‘Is this yours?’Ga naar voetnoot16 vroeg hij terwijl hij Irini koel in de ogen keek. Irini slikte. ‘Yes,’ zei ze en toen, ‘no.’ ‘Yes or no,’Ga naar voetnoot17 zei de agent scherp. | |
[pagina 44]
| |
‘It is a present,’Ga naar voetnoot18 stamelde Irini. Haar Surinaamse accent klonk zwaar door in de Engelse woorden. De agent trok het karton uit elkaar. De man die ze had aangehouden floot zachtjes. Platte plastiek zakjes met wit poeder vielen uit het karton. Irini's keel was als dichtgesnoerd. Op hetzelfde moment begon Gitá te schreeuwen. ‘Ze zijn niet van ons. He gave it to us.Ga naar voetnoot19 Jullie moeten hem hebben. Glenn did this.’Ga naar voetnoot20 Snikkend vertelde zo goed en zo kwaad als het kon het verhaal in het Engels. De mannen schenen medelijden met haar te hebben. Ze gaven haar een glas water om te kalmeren. Irini zei geen woord. Ze was verstard. De agenten legden Gitá uit dat ze haar en haar moeder zouden moeten vasthouden. Het gevonden materiaal was zeer bezwarend. Nog dezelfde dag werd er procesverbaal opgemaakt. Hun eerste nacht in Miami brachten ze door in een arrestantenverblijf op de luchthaven.
Irini sprak weer. Ze hadden bezoek gekregen van een aan hun toegewezen advocate. Ze was jong, pas aan de balie en sympathiek. Hun zaak was eenvoudig. De Amerikaanse drugpolitie hield sinds kort de vliegtuigen uit Suriname in de gaten omdat ze het vermoeden had dat de internationale drughandel een smokkelroute via Paramaribo had opgezet. Het oog was op Irini gevallen nadat één van de drughonden waarmee in de bagagedepôts en aankomsthallen van Miami airport werd gepatrouilleerd, haar koffer had besnuffeld. | |
[pagina 45]
| |
Bovendien had een bij de politie bekende cocainedealer bij een informatiebalie geïnformeerd of ene mevrouw Soetidikromo en ene mejuffrouw Prakash zich onder de passagiers van het vliegtuig uit Paramaribo bevonden. De advocate toonde begrip voor de situatie waarin ze verzeild waren geraakt, maar ze moest ook realistisch zijn. Het zag er niet naar uit dat Irini snel vrij zou komen. Met zorgvuldig gekozen woorden legde ze Irini uit dat, hoewel ze buiten haar schuld om in een drugsmokkelaffaire terecht was gekomen, ze zich moest verantwoorden voor het Amerikaanse gerecht. Irini hoorde het aan met een onnatuurlijke kalmte. ‘You understand,’Ga naar voetnoot21 vroeg de advocate met een bezorgde blik op het strakke gezicht van Irini. ‘I promise you to do everything to prove your innocence,’Ga naar voetnoot22 voegde ze er een beetje hulpeloos aan toe. Irini knikte hooghartig, alsof zij de dame een gunst deed. ‘What about my daughter?’Ga naar voetnoot23 De advocate keek opgelucht. Gitá stond er heel wat beter voor. Er was geen bezwarend materiaal in haar bezit gevonden. Ze was alleen maar in gezelschap geweest van een van drugsmokkel verdachte persoon. Waarschijnlijk zou ze vandaag, zo niet morgen worden vrijgelaten. ‘Waar moet ik naar toe?’ vroeg Gitá, geschrokken door het vooruitzicht gescheiden te worden van haar moeder. | |
[pagina 46]
| |
‘You'd better find a hotel somewhere around here,’Ga naar voetnoot24 zei de advocate, maar ‘you'll have to leave the country soon,’Ga naar voetnoot25 voegde ze er somber aan toe. Toen de advocate weg was, drukte Gitá zich snikkend tegen Irini aan. Irini staarde met nietszeggende ogen voor zich uit, terwijl ze zachtjes op Gitá's rug klopte.
Drie maanden waren voorbij gegaan sinds die donkere dag in Miami. Gitá woonde bij Simbah. Irini was veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en zat deze uit in de St. Peter gevangenis even buiten Miami. Glenn was verdwenen. De meeste van hun kennissen wisten niet beter of Irini had een tijdelijke baan gevonden in Amerika. Het schoolbestuur van de school waar Irini werkzaam was, had haar ontslag aangezegd. Gitá had het huis verhuurd en met het geld van de huur probeerde ze rond te komen. Terry was één van de weinigen die de waarheid kende. Hij had aangevoeld dat er iets niet in orde was met Gitá. Ze lachte zelden, wilde nergens naar toe en was steeds ergens anders met haar gedachten. ‘Ben je ziek,’ vroeg hij toen ze weer eens geen antwoord gaf op een vraag die hij gesteld had. Geen antwoord. ‘Waarom doe je zo stom?’ Hij werd boos. ‘Als je niet wilt praten, hoef ik niet hier te komen.’ Hij stond op. ‘Ik heb geen zin om als meubelstuk te fungeren.’ Toen zag hij plotseling een traan over haar gezicht rollen, en nog één en nog één. Geschrokken knielde hij voor haar neer. ‘Wat is er? Waarom huil je?’ | |
[pagina 47]
| |
Geen antwoord. Alleen zacht gesnik. Hulpeloos bleef hij naar haar opkijken. Dit had hij niet verwacht. Na een tijdje hield het snikken op. Gitá wreef het snot dat bij het huilen uit haar neus was gelopen met de rug van haar hand weg. ‘Sorry,’ zei ze. ‘Zeg toch wat er is,’ drong Terry aan. Toen kwam het verhaal eruit. Terry zei niets. Ook toen ze klaar was zweeg hij. Hij dacht alleen: O, God, wat erg.
Vanaf het moment dat Gitá Terry deelgenoot had gemaakt van haar geheim, begon ze positiever tegen het leven aan te kijken. Ze was niet meer zo afwezig en kon zich weer concentreren op haar studieboeken, wat hard nodig was, want ze had een paar onvoldoendes geboekt die opgehaald moesten worden. Ze studeerde weer met Joyce. Alleen het lachen ging niet meer spontaan. Als Terry haar met een ‘joke’ probeerde af te leiden, moest ze zich forceren tot een glimlach. Hij merkte het wel maar hij had er begrip voor. Hij wist wat er aan de hand was. Instinctmatig voelde hij aan dat de tijd de beste heelmeester was. Met een voor zijn leeftijd ongewone vasthoudendheid beet hij zich door haar stugge reacties en perioden van zwijgzaamheid heen. De kleine veranderingen in haar gedrag merkte hij wel op en ze gaven hem de zekerheid dat ze eens weer de oude zou zijn. Naar haar moeder schreef Gitá lange brieven, waarin ze haar probeerde te bemoedigen. Op de eerste twee brieven reageerde haar moeder met een kaartje. Maar het antwoord op haar derde schrijven was een echte brief. | |
[pagina 48]
| |
‘Lieve Gitá, Dank je wel voor je brieven. Ik had eerder willen schrijven, maar ik kon de juiste woorden niet vinden. Met mij gaat het prima. In het begin moest ik een beetje wennen, maar ik ben uitstekend begeleid door een maatschappelijk werkster, die hier werkt. Ook heb ik kennisgemaakt met een paar Portoricaanse vrouwen die voor dezelfde zaak als ik hier zitten. We hebben vol- doende afleiding. Er is een grote bibliotheek en een recreatiezaal met kleurentelevisie. De maatschappelijk werkster had me aangeraden een cursus te volgen, dus doe ik nu Spaans. Daarvoor hebben ze me een kleine tape-recorder ter beschikking gesteld. Ie ziet dat je je niet ongerust over me hoeft te maken. Ik maak me eerder ongerust over jou. Wat een verschrikkelijke schande heb ik je gegeven. Ik vraag me af of je me ooit zal kunnen vergeven, want wat zullen je vrienden en vooral Terry ervan zeggen als ze horen dat je moeder in de gevangenis zit. Gitá, ik houd zoveel van je. Ik heb nooit jewild dat dit je moest overkomen, maar ik had nooit gedacht dat je vader tot zoiets gemeens in staat zou zijn. Geloof me Gitá, ik hield van hem en dacht dat hij ook van ons hield. Vergeef me alsjeblieft.
Ie moeder, Irini.’
Bij de laatste woorden kon Gitá met moeite lezen door het waas, dat zich over haar ogen verspreidde. Ze kneep haar neus dicht om de tranen tegen te houden. Het liefst was ze naar Miami gerend om haar moeder te omarmen en haar toe te fluisteren: Lieve mama, er valt niets te vergeven. Lieve mama, je was alleen maar het slachtoffer van je liefde. Al ben ik maar een kind, al ben ik zelfs zijn kind, ik wist vanaf het | |
[pagina 49]
| |
begin dat mijn vader een gewetenloze, niets ontziende egoïst is. Ik waarschuwde je, maar je liefde was blind en eigenlijk hoopte ik ook dat ik ongelijk had. Ach, misschien moest dit wel gebeuren. Wie weet wat ons allemaal nog te wachten had gestaan als je met hem was doorgegaan? Het verdriet om haar moeder werd belichaamd door een wee gevoel rond haar hart. In een poging de pijn terug te dringen drukte Gitá zacht op haar borst. Ironisch genoeg schoot op hetzelfde moment een gebeurtenis uit haar kleutertijd door haar gedachten. Ze was op haar hoofd gevallen. Huilend van pijn was ze naar haar moeder toegerend. Met koude lappen had Irini haar hoofd gemasseerd en troostende woordjes gesproken. Ze wist niet of het de koude lappen of de troostende woordjes waren geweest, maar de pijn verdween en binnen de kortste keren speelde ze weer vrolijk verder. |
|