Lijnen van liefde
(2011)–Ismene Krishnadath– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Hoofdstuk 1Irini pakte een vers puntbroodje en sneed het open. ‘Heerlijk,’ zuchtte ze. ‘Zááálig om vakantie te hebben.’ ‘Dat is al de zesde keer dat ik dit hoor sinds je gisteren bent thuis gekomen.’ Gitá draaide een baddoek om haar pas gewassen haren en ging tegenover haar moeder aan de ontbijttafel zitten. Irini pakte haar glas thee. ‘Jij beseft niet wat het is om kostwinner, moeder, vader en huishoudster tegelijk te zijn.’ ‘En dat,’ reageerde Gitá droogjes, ‘heb ik al honderdduizend keer gehoord.’ In een adem, nonchalant het onderwerp wegwuivend, vervolgde ze: ‘Staat er iets interessants in de krant?’ Irini schudde haar hoofd. Dat kind dacht zó gemakkelijk over alles. Ach, ze zou zich niet druk maken. Ze boog zich over de krant die opengeslagen naast haar bord lag en gaf zich over aan het riante vakantiegevoel dat uitgebreid de krant lezen bij het ontbijt opriep. ‘Aids-info lijn geopend’, las ze hardop. ‘A bun fu sabi.’Ga naar voetnoot1 ‘Dat moeten we doorgeven aan oom Ronnie,’ grinnikte Gitá. ‘Hij is al aan zijn zevende buitenvrouw toe.’ Irini keek haar dochter opmerkzaam aan. ‘Sinds wanneer praat jij buitenvrouw tori?’ ‘Kom nou ma, ik ben geen klein kind meer.’ Gitá schroefde het dopje van het nagellakflesje dat ze mee had genomen open en begon demonstratief haar nagels te lakken. De nagellak had een felblauwe kleur. | |
[pagina 6]
| |
‘Nou,’ zei Irini twijfelend, ‘je bent vorige maand pas zeventien geworden.’ Gitá deed alsof ze niets had gehoord. ‘Snap jij tante Henna nou? Als ik het was, had ik oom Ronnie allang de deur uitgegooid.’ ‘Ik snap haar heel goed,’ antwoorde Irini zuur, ‘maar op de eerste dag van mijn vakantie heb ik geen zin om haar gedrag te analyseren.’ Eigenlijk bedoelde ze dat ze geen zin had om met Gitá over buitenvrouwen te praten. Dat deed je met je volwassenen, en ze had er moeite mee haar dochter volwassen te zien worden. Ze zag Gitá liever als het schattig geklede meisje dat ze op zondagmorgen meenam naar de bioscoop. Helaas ging dat beeld het laatste jaar steeds minder op, want Gitá had niet altijd zin om naar de film te gaan en ze scheen zich het lekkerst te voelen in sexy, strakzittende T-shirts, die ze ondanks bedreigingen en dramatische scènes van Irini's kant zelfs naar school droeg, sinds ze naar de middelbare school ging. ‘Ze werkt toch. Ze kan voor zichzelf zorgen en voor haar kinderen moet ze alimentatie eisen,’ dramde Gitá door. ‘De hypotheek van hun huis kan ze nooit alleen aflossen,’ voelde Irini zich verplicht te zeggen. ‘Dan neemt ze toch een kleiner huis.’ Gitá hield haar nagels voor haar lippen en blies de nagellak droog terwijl ze haar vingers voorzichtig op en neer bewoog. Tante Henna en oom Ronnie hadden afgedaan, want ze richtte haar aandacht weer op het nieuwsblad. ‘Mag ik de Bollywoodpagina's,’ vroeg ze, ‘Salman Dushyant en Varina Pretambhar gaan scheiden.’ | |
[pagina 7]
| |
Zuchtend overhandigde Irini haar de roddelbijlage. ‘Vanmiddag moeten we Simbah helpen chips te bakken. Ze heeft een bestelling van honderd pakken.’ ‘Mang,’Ga naar voetnoot2 protesteerde Gitá vanachter de krant, ‘ik heb mijn haar pas gewassen. Kan Pakè haar niet helpen?’ ‘Je bent gek nò, je kan niet van die man verwachten dat hij daar in die walmende olie gaat staan.’ ‘O nee, waarom kunnen wij wel in die stinkende olie staan en hij niet. Wat is er zo bijzonder aan die man? Of is het soms omdat hij een MAN is?’ ‘Doe niet zo idioot,’ zei Irini scherp. ‘Wij gaan Simbah helpen omdat zij ons dat gevraagd heeft. Ze heeft hem niets gevraagd omdat zij dat nu eenmaal gewend is en of je wilt of niet, je komt mee. Simbah staat ook altijd voor ons klaar.’ Vergoeilijkend voegde zij eraan toe: ‘Je kan toch een doek om je haar doen.’ Gitá trok een lang gezicht. ‘Oké, oké, ik zal meekomen, maar ik blijf erbij dat het slecht verdeeld is tussen mannen en vrouwen.’ ‘Van wie leer je dat allemaal?’ Irini zelf was niet zo antiman. ‘Van juffrouw Barles. Ze geeft maatschappijleer en ze houdt ervan om ons over dit soort dingen te laten discussiëren,’ vertelde Gitá mededeelzaam. ‘Ik vind haar steengoed, maar volgens de jongens in de klas is ze seksueel gefrustreerd,’ grinnikte ze. ‘Wat bedoelen ze daarmee?’ vroeg Irini voorzichtig verder. Gitá kwam op dreef. ‘Nou, volgens Steven is ze lesbisch, maar Anand zegt dat ze bi-sexueel is, want ze is getrouwd geweest.’ | |
[pagina 8]
| |
Irini keek verrast op. Gitá was verder in haar ontwikkeling dan ze had gedacht. Het maakte haar bezorgd. Zou ze haar meer in de gaten moeten houden? Ze twijfelde. Gitá vertrouwde haar. Als moeder had ze haar dochter altijd aangemoedigd om vrij te praten. Nu moest ze laten zien dat ze het vertrouwen waard was. ‘Nou, nou,’ mompelde ze langs haar neus weg. Gitá verdiepte zich in de krant. Irini rekte zich uit. ‘Luilak,’ schold ze zachtjes tegen zichzelf. ‘Sta op, er is werk aan de winkel.’ Ze droeg de borden naar de keuken en draaide de kraan boven de gootsteen open. Vandaag had ze goede zin. Terwijl haar handen automatisch langs het aardewerk gleden, maakte ze haar dagplan. Straks zou ze het erf harken en de fayalobi's moesten nodig gesnoeid worden. Elf uur stipte ze aan als kooktijd, vroeger dan normaal, maar ze wilde uitgebreid koken. Neuriënd pakte ze een afdroogdoek uit de linnenkast. Toen het laatste bord op zijn plaats was gezet, zong ze: ‘Fa ra we, fa ra we, Yu de so farawe. Mi lobifiri no wani sori en srefi moro, bika yu de so fâ - râ - wê.’Ga naar voetnoot3
Ze vond het heerlijk om de lettergrepen van het laatste woord eindeloos lang aan te houden. ‘Ma, er is post gekomen, een brief uit Holland.’ Gitá kwam de keuken in. Ze overhandige Irini een luchtpostenvelop. Het handschrift kwam haar bekend voor. Ze draaide de envelop om. Geen afzender. | |
[pagina 9]
| |
‘Zal ik je bril halen,’ vroeg Gitá, die natuurlijk brandde van nieuwsgierigheid naar de inhoud van de brief. Ze was al weg. Irini scheurde de brief open en haalde er een velletje papier uit. Ze keek naar de ondertekening. Natuurlijk, het was zijn handschrift. De brief kwam van Glenn. ‘Hier,’ Gitá duwde de bril op haar neus. Irini's ogen vlogen over de regels. ‘Hij is van je vader,’ zei ze toonloos. Gitá pakte de brief van haar schoot.
Lieve Irini Het zal je verbazen om een brief van mij te krijgen, maar ik kwam Hansje Robles de vorige week toevallig tegen in Amsterdam en samen hebben we wat oude herinneringen opgehaald. Hij heeft me jouw adres gegeven. Hij vertelde ook dat Gitá al een hele jongedame is geworden. Binnenkort kom ik voor zaken naar Suriname. Als je het niet erg vindt, zou ik jullie graag willen opzoeken. Ik wil Gitá zien.
Veel liefs van Glenn. P.S. If vertrek donderdag de 16e met vlucht PY826 van de S.L.M.
‘Donderdag,’ hoorde Irini Gitá zeggen, ‘dat is vandaag. Dan moet hij morgen hier zijn. Zullen we hem gaan afhalen.’ ‘Wat zeg je daar! Je bent niet goed wijs! Die vent zet geen poot in mijn huis!’ Irini was weer tot de werkelijkheid teruggekeerd. Gitá keek haar moeder een beetje geschrokken aan. Zo'n scherpe uitval had ze niet verwacht. Toch zette ze stug door. ‘Maar ik zou hem best willen zien. Hij is tenslotte mijn vader. Ik heet Prakash en niet Soetidikromo. | |
[pagina 10]
| |
Waarom mag ik niets van mijn vader weten?’ ‘Wat moet je van hem weten. Wat moet je van hem weten,’ stoof Irini op. ‘Je weet alles wat je van hem moet weten en dat is dat hij een rotzak van de eerste orde is.’ Gitá deed instinctief een stapje terug. Ze was niet zeker van haar moeders reactie. Toen gooide ze er uit: ‘Ik weet niets van hem. Elke keer als ik iets over hem vraag, begin je te schreeuwen of te huilen. Het enige dat ik te horen krijg, is dat hij iets heeft gedaan, maar tot de dag van vandaag weet ik niet wat hij heeft gedaan.’ Irini haatte zichzelf om haar zwakheid, maar ze kon de tranen niet tegenhouden. ‘Ik begrijp je niet.’ Ze realiseerde zich op hetzelfde moment hoe huilerig haar stem klonk. Verdomme, ze wilde niet dramatisch doen, maar de vernedering van vijftien jaren geleden deed nog steeds pijn. ‘Je weet toch dat hij me doodleuk heeft laten zitten met een kind van nog geen twee jaar.’ Gitá pakte haar moeders hand vast. ‘Ma,’ haar stem klonk ernstig, ‘misschien is het een stomme vraag,’ ze haalde diep adem, ‘maar wat is daar zo erg aan. We zijn toch gelukkig samen.’ Irini keek haar dochter aan. Door haar tranen heen glimlachte ze. God, wat hield ze van dit kind.
‘We hebben een brief gehad van mijn vader,’ zei Gitá tegen Joyce. Ze zaten op de rand van de fontein van het Vaillantsplein. Hoewel de fontein al jaren buiten werking was en in het laagje water dat de regen erin achterliet altijd cups, papieren en andere troep dreven, vonden veel jongeren het toch prettig om op de rand ervan te zitten en naar de voorbijgangers te kijken. | |
[pagina 11]
| |
Joyce roerde in haar bekertje met schaafijs. ‘Je vader?’ vroeg ze onnozel. ‘Ik wist niet dat je een vader had.’ Gitá maakte een tyuri.Ga naar voetnoot4 ‘Doe niet zo stom, kind. Iedereen heeft toch een vader.’ ‘Sorry kind,’ verontschuldigde Joyce zich, ‘ik bedoel dat ik je vader nog nooit heb gezien.’ ‘Wat moet hij nog van jullie?’ Joyce had niet veel op met onverantwoordelijke vaders. Gitá haalde haar schouders op. ‘Weet ik veel. Hij moet voor zaken in Suriname zijn en hij wil me zien. Als het goed is, is hij al in het land.’ Een dikke man ging langs. Joyce wenkte Gitá. ‘Kijk, misschien is hij het wel.’ Ze barstten allebei in lachen uit. ‘No man.’ Gitá werd serieus. ‘Het is geen grap. Mijn moeder wil hem helemaal niet zien. Ze zegt dat hij een rotzak is.’ ‘Dat zou ik ook zeggen als iemand me liet zitten,’ merkte Joyce laconiek op. ‘Mag jij hem ook niet zien?.’ ‘Nou, dat niet en ik ben eigenlijk nieuwsgierig naar hem, maar dan lijkt het alsof ik mijn ma in de steek laat.’ Ze zuchtte. ‘Ik weet echt niet wat ik moet doen.’ ‘Die kerel is weri-edeGa naar voetnoot5 om jullie na zoveel jaren weer lastig te vallen,’ leefde Joyce met haar mee. ‘Maar als ik je was, zou ik toch gaan kennismaken. Misschien kick je op hem af. Dan ben je direct klaar.’ | |
[pagina 12]
| |
Gitá grinnikte. ‘Misschien heeft hij echt een buik van hier tot Lelydorp.’ ‘Hé, kijk wie we daar hebben.’ Lachend begroetten ze de twee jongens die op hen toe kwamen lopen. Als vanzelfsprekend ging Brian naast Joyce zitten en Terry naast Gitá. Gitá vond Terry leuk. Als ze thuis niets te doen had, dacht ze vaak aan hem. Hij zat op dezelfde school als zij, maar dan een klas hoger. Ze had hem leren kennen op het ontgroeningsfeest. Hij was haar een aantal keren komen halen om te dansen. De dag na het feest was hij bij haar komen staan in de pauze en dat was op den duur een gewoonte van hem geworden. De mensen van de school beschouwden ze als een paartje, maar zelf hadden zij daar nooit over gesproken. Gitá vond ook niet dat ze echt met elkaar gingen, want als mensen met elkaar gingen, kusten zij elkaar en zij en Terry hadden elkaar nooit gekust. Andere jongens hadden wel geprobeerd haar op dansfeestjes te kussen, maar ze vond het plakkerig en ze draaide haar gezicht altijd weg. Toch dacht ze niet dat ze haar gezicht weg zou draaien als Terry zou proberen haar te kussen. Ze vond het heerlijk om hand en hand met hem te lopen en als hij zijn arm om haar sloeg, kon haar dag niet meer kapot. ‘Wat gaan jullie in de vakantie doen?’ vroeg hij aan Gitá. ‘Niets speciaals. Wat rondhangen in de stad. Waarom vraag je dat? Heb je iets swingenders in gedachten?’ Terry's ogen volgden een opvallend geklede jongedame die heupwiegend langs liep. Gitá keek met hem mee tot de dame uit het oog was verdwenen. ‘Ik ga volgende week voor een paar dagen naar Colakreek. Brian gaat ook mee en nog een paar andere jongens en meisjes van de school. | |
[pagina 13]
| |
Hebben jullie zin om mee te gaan?’ Gitá keek bedenkelijk. ‘Ik weet niet of mijn moeder gaat willen. Een dag vindt ze niet erg, maar zodra het om een paar dagen gaat, doet ze moeilijk.’ ‘Je moeder is weri-ede,’ vond Terry. ‘Er gebeurt niks met je. Ik ben er toch om op je te letten.’ Na deze woorden was er niets dat Gitá liever wilde dan meegaan naar Colakreek. ‘Ik bepraat haar wel,’ beloofde ze stoer.
Toen Gitá thuiskwam, zag ze dat haar eten onder een etendekker op de keukentafel stond. Irini had al gegeten en was gaan liggen om een middagdutje te doen. Gitá zou moeten wachten met haar verzoek om naar Colakreek te gaan tot ze weer opstond. Als ze haar nu wakker zou maken, zou ze haar schreeuwen. Ma vond dat ze haar rust 's middags nodig had. Nadat ze had gegeten besloot Gitá ook te gaan liggen. Ze verwisselde haar nette kleren voor een ruimvallend T-shirt en plofte met een romannetje neer op bed. Ze probeerde te lezen, maar ze kon haar hoofd niet bij de tekst houden. De regels begonnen te golven, het boek viel uit haar hand. Ze zag zichzelf en Terry. Ze liepen hand en hand langs het water van de Colakreek. Plotseling was Terry verdwenen. ‘Gitá,’ hoorde ze hem roepen. Hij hing aan een liaan in een boom. Hij had een Tarzanpakje aan en zwaaide rakelings langs haar heen. Hij kwam terug. Ze greep, maar weer scheerde hij voorbij voordat ze hem kon pakken. ‘Terry,’ riep ze, maar toen zag ze dat het Terry niet was. De gelaatstrekken van de zwaaiende figuur werden wazig. | |
[pagina 14]
| |
Zijn buik zwol op. ‘Pas op,’ gilde Gitá, ‘je gaat bossen.’ De buik verdween. Tarzan plofte naast haar neer in het zand. Ze keek weer in de ogen van Terry. ‘Er gebeurt niks met je,’ zei hij. Gitá glimlachte in haar slaap. Toen ze wakker werd, zag ze aan de kleur van het licht dat haar kamer binnenviel dat het half zes was. Ze hoorde haar moeder in de kamer naast de hare rondscharrelen. ‘Gitá,’ riep ze, ‘heb je die haarpennetjes gezien?’ Gitá zwaaide haar benen over de rand van het bed. ‘Ja ze zijn hier.’ Ze pakte de pennetjes van haar bureautje en liep naar haar moeders kamer. Irini draaide haar haren in rollers. Gitá overhandigde haar de haarpennen en ging toen op de grond naast de kaptafel van haar moeder zitten. Ze leunde met haar rug tegen de muur. ‘Een paar kinderen van de school gaan volgend week een paar dagen naar Colakreek.’ Irini pakte een nieuwe roller op Gitá vervolgde ‘De vakantie is zo saai. Vind je het goed als ik ook ga?’ Irini voelde nattigheid. ‘Wie zijn die kinderen?’ vroeg ze argwanend. ‘Joyce, Brian, Terry en nog een paar anderen.’ ‘Gaan er geen volwassenen mee?’ ‘Nee, we zijn toch groot genoeg om op onszelf te passen.’ ‘Waar gaan jullie slapen?’ Gitá raakte een geïrriteerd door haar moeders wantrouwen. ‘We nemen hangmatten mee. Je hebt daar van die junglehutten die je kan huren.’ Irini voelde zich ellendig. Dit waren de momenten dat ze haar alleenstaand moederschap vervloekte. ‘Het spijt me Gitá, maar ik kan je echt niet laten gaan.’ | |
[pagina 15]
| |
Gitá sprong woedend op. ‘Nooit mag ik wat,’ gilde ze. ‘Nooit gun je me een pretje. Ik ben toch over. Ik heb alleen maar goede cijfers op mijn rapport. Waarom mag ik nooit ergens gaan?’ Irini probeerde haar kalmte te bewaren. Het was begrijpelijk dat Gitá teleurgesteld was, maar ze kon het risico niet nemen. ‘Ik weet niet waar je bang voor bent,’ schreeuwde Gitá weer. ‘Ik zal heus niet zwanger raken!’ Irini wist niet wat ze moest zeggen. Het was even stil in de kamer. Toen beet Gitá haar moeder toe: ‘Ik ga toch.’ Irini legde de borstel die ze al die tijd in haar hand gehad op de kaptafel. IJzig kalm zei ze: ‘Je moet durven.’ Een ogenblik kruisten de blikken van moeder en dochter. Toen rende Gitá de kamer uit. De deur viel met een klap achter haar dicht.
Irini vroeg zich af of ze gek was geworden. Glenn had haar gevraagd om hem te vergeven. Vijftien jaren haat waren toen weggesmolten en het had zo natuurlijk geleken om daarna de liefde met hem te bedrijven. De eerste keer dat hij op bezoek kwam, waren ze wat onwennig tegen elkaar geweest. Gitá had aan één stuk door kauwgum gekauwd en net toen Glenn haar vroeg of ze haar cadeautje leuk vond, maakte ze een grote bel. ‘Wat wil je drinken,’ had Irini gauw gevraagd om de aandacht van Gitá's onbeschaamdheid af te leiden. Glenn, die zich zichtbaar verlegen voelde, keek haar dankbaar aan. ‘Een fris graag. Cola of zo.’ | |
[pagina 16]
| |
Gelukkig had ze wat soft in huis gehaald nadat hij gebeld had om te vragen of hij langs mocht komen. Ze richtte zich tot Gitá. ‘Gitá kan je even wat soft inschenken.’ Gitá stond gehoorzaam op. Ze had de ‘maak-geen-grapjes-toon’ van haar moeder herkend. Nadat Gitá de kamer had verlaten, viel er een ongemakkelijke stilte. Het was alsof Glenn en Irini elkaars sterkte afwogen voor de aanvang van een gevecht. ‘Hoe gaat het met je vrouw?’ opende Irini de aanval. Glenn keek haar verrast aan. Ze wist meer dan hij dacht. ‘We zijn gescheiden.’ Hij zag dat hij een punt had gescoord. Irini had niet al haar kruid verschoten. ‘Hoeveel kinderen hebben jullie eigenlijk?’ Gitá was binnengekomen. De glazen rinkelden gevaarlijk toen ze het dienblad neerzette. Irini zag het zwaard van Damocles boven Glenns hoofd hangen en toen Gitá zei: ‘Hebt U nog meer kinderen?’ wist ze dat haar dochters oordeel was geveld. Onwillig antwoordde Glenn: ‘Ja, ik heb drie kinderen.’ Moeder en dochter registreerden op hetzelfde moment dat hij Gitá niet mee had geteld. Toen Glenn Gitá de eerste keer zag, was hij verrast door haar schoonheid. Onbewust was hij er trots op. Ze had de zware haardracht en rechte neus die zo typerend waren voor haar Hindoestaanse voorouders. De goudbruine huidskleur, het sierlijke lichaam en de sensuele schuine ogen had ze van haar moeder geërfd. Hij wilde haar voor zich innemen, maar al gauw had de brutaliteit die ze uitstraalde haar aantrekkelijkheid overschaduwd. Hij had een hekel aan vrijpostige kinderen. | |
[pagina 17]
| |
De vrienden van zijn kinderen in Holland kon hij niet uitstaan. Ze bezetten zijn huis alsof het hun eigendom was en hun platte Amsterdamse accent hinderde hem als hij zich probeerde te concentreren op de televisie. Als hij zich bij Gisela beklaagde, antwoordde ze steevast: ‘Waarom zeg je ze dan niet om hun mond te houden?’ Ze had makkelijk praten. Zijn eigen kinderen luisterden niet eens naar hem. Laat staan die bakra's. Hij had gehoopt dat Gitá anders zou zijn. Surinaamse kinderen kenden over het algemeen nog manieren. ‘San, wat leuk, ik heb halfbroers of zusters.’ Irini voelde het sarcasme van Gitá's stem druipen, maar Glenn dacht dat ze het meende, want hij ging erop in. ‘Twee jongens en een meisje. De oudste is twaalf en de jongste is negen.’ ‘Zo,’ veinsde Gitá belangstelling, ‘ze wonen zeker bij hun moeder. Net als ik.’ Irini vond het welletjes. ‘Heb je geen huiswerk,’ vroeg ze. Gitá trok haar wenkbrauwen op. ‘Ma, het is toch vakantie.’ Glenn was blij dat ze op een ander onderwerp waren overgestapt. ‘Op welke school zit je?’ Voordat Gitá kon antwoorden had Irini het al gezegd, trots op haar dochters prestatie, die ook de hare was. ‘Ze is over naar de tweede klas van de middelbare school. Ze heeft een S-pakket.’ Het gesprek had daarna niet meer gevlot en toen Glenn opstapte, haalde Irini opgelucht adem. Dat had ze gehad. Ze dacht niet dat hij verder contact zou maken. Maar twee dagen later belde hij voor een nieuwe afspraak, om te praten. Ze twijfelde eerst, maar toen | |
[pagina 18]
| |
bedacht ze dat praten nooit kwaad kon. Ze hadden afgesproken in Krasnapolsky, waar hij logeerde. Het hotel was gevestigd in een vijfverdiepingengebouw, op de hoek van een trendy winkelstraat in het centrum van Paramaribo. ‘Krasnapolsky is good for your business’ was één van de slogans waarmee het hotel adverteerde.
Het had geregend. Toen ze in de stampvolle bus stapte, overviel een zurige zweetlucht haar. Met tegenzin wrong ze zich tussen twee natgeregende passagiers op de achterbank. Jaloers bedacht ze dat het hem wel goed moest gaan als hij het zich kon permitteren om in zo'n duur hotel te verblijven. Hij was lief geweest. Ze hadden wat gegeten en gedronken in een intiem hoekje van het romantisch ingerichte hotelrestaurant. Verborgen spotjes zorgden voor een zachte weerschijn van de hagelwitte servetten naast de handgeschilderde borden en het glimmende bestek. In het midden van elk tafeltje was een drijfschaaltje met een fayalobi tussen siergroen geplaatst. Obers verplaatsten zich met dampende dienbladen geluidloos over het dikke tapijt. Glenn had een gekoelde witte wijn en jumbogarnalen in pikante saus voor haar besteld. Zelf nam hij een whisky on the rocks en geroosterde doks. In het begin verliep het gesprek aarzelend. Hij vroeg hoe het met Gitá ging en met haar ouders. Of ze nog contact had met de buren van vroeger. Vragen waarop ze kort met ‘goed’ en ‘nee’ antwoordde. Pas toen hij over haar werk begon, kwam ze los. Hij kende een paar collega's waar ze goed mee kon opschieten en halverwege het diner, ze was toen aan haar tweede glas wijn, zaten ze als twee oude vrienden te babbelen. | |
[pagina 19]
| |
Hij vertelde dat hij naar Nederland was gegaan in de hoop snel wat geld te verdienen om haar en Gitá over te laten komen. Maar het was niet makkelijk om goed werk te vinden. Het leven was duur en soms moest hij zelf geld lenen bij familie en vrienden om rond te komen. Hij schaamde zich voor haar. Daarom liet hij niets meer van zich horen. ‘Waarom heb je dat nooit geschreven? Ik hield niet van je om geld.’ Glenn legde zijn hand op de hare. ‘Ik wilde je niet laten wonen in een kamer van twee bij drie, bij vreemde mensen in huis, met junkies en dealers als buren.’ Hij schudde zijn hoofd, ‘je hebt geen idee hoe Holland is.’ ‘Ik dacht dat je me was vergeten,’ zei lrini verdrietig. Glenn streelde haar hand met zijn duim. ‘Jij bent de enige vrouw van wie ik echt heb gehouden. Het spijt me dat het zo is gelopen. Geloof me, ik heb het echt niet gewild.’ Hij zweeg. Ze keek hem aan. Hij keek terug, smekend om vergeving. Ze hoorden de geluiden van het restaurant niet meer. Het was alsof ze alleen op de wereld waren en de wereld alleen voor hen bestond. Toen waren ze naar zijn kamer gegaan en ze hadden elkaar liefgehad. En nu was ze verliefd. Bij elke stap die ze nam, was hij in haar gedachten. Ze was verliefd!
Gitá kende Joyce van de mulo. Toen ze in de examenklas zaten, hadden ze elke dag samen gestudeerd, soms tot laat 's avonds. Dan gingen de wederzijdse overhoringen over in intieme gesprekken. Het was de tijd dat Joyce hopeloos verliefd was op een vriend van haar broer. De heimelijke ontmoetingen, haar eerste kussen, het zweverig gevoel van verliefdheid. | |
[pagina 20]
| |
Het was teveel voor Joyce om voor zichzelf te houden. Met Gitá had ze haar nieuwe levenservaringen gedeeld. Gretig, als een dorstige droge spons, had Gitá de verhalen van haar vriendin opgezogen. Joyce kon elk gevoel dat haar geliefde bij haar opriep, elke ontmoeting die ze met hem had, tot in de kleinste details weergeven, zodat Gitá vaak het gevoel kreeg zelf op de plaats van actie te zijn en Brian, want hij was het, even goed te kennen als Joyce zelf. Zelf was ze van nature terughoudend. Maar ach ..., wat had ze te vertellen? In die tijd was er geen enkele jongen die Gitá interessant genoeg vond om geheime afspraakjes op slecht verlichte weggetjes mee te maken. En nu ..., ze wist dat ze verliefd was op Terry. Dat moest wel, want ze voelde net als Joyce in haar verhalen. Maar tussen Terry en haar was nooit iets gebeurd dat interessant genoeg was om de tori's van Joyce te overtreffen.
Terwijl ze de trap opliepen naar het koffieterras dat uitzicht bood op de drukke Domineestraat, realiseerde Gitá zich dat Joyce nauwelijks iets gezegd had over de trip naar Colakreek. Haar ‘Hoe was het?’ had ze afgedaan met een ontwijkend ‘leuk’. De meeste tafeltjes op het terras waren bezet. Gitá zag Terry zitten tussen wat andere jongelui. Lachend zwaaide ze naar hem, maar Joyce trok haar mee naar een tafeltje aan de andere kant. ‘Hé, Brian wenkt je,’ zei ze. Ze schudde zich los van haar vriendin. Onwillig liep Joyce achter haar aan. Brian was de enige die de meisjes groette. Hij zat tegenover Terry. Naast Terry zat Graçiela. Gitá kende haar vaag van school. Ze was van hetzelfde jaar als Terry. | |
[pagina 21]
| |
‘Hi,’ groette Gitá het groepje. ‘Hi,’ zei Terry, maar hij ontweek haar blik. Gitá voelde zich plotseling niet op haar plaats. Ze zag dat Graçiela haar hand op Terry's arm legde voordat ze haar glas oppakte om te drinken. ‘Ga je zaterdagavond mee naar Kenneth?’ vroeg Brian aan Joyce. ‘Hij is jarig.’ ‘Het kan leuk worden,’ merkte Gragçela op. Met een bezitterig air wendde ze zich tot Terry. ‘Ga je me komen halen?’ Gelukkig bleef Gitá het antwoord van Terry bespaard, want met een vijandige blik naar Graçiela zei Joyce tegen Brian: ‘Ik bel je nog wel. Ik ga even kijken wat er te eten is.’ Gitá liet zich willoos meevoeren naar de uitstalkast met lekkere hapjes. Een triest gevoel had haar overdonderd. Ze zag niets en hoorde niets. Alleen Joyce was daar, die haar weer meetrok en ‘dat rotwijf’ tussen haar tanden door siste.
De beelden van het wereldnieuws gleden over het televisiescherm. Gesneuvelde soldaten werden met een schop naar hun massagraf gerold. De tragiek ervan drong niet tot Gitá door. Haar gevoel was even dood als de soldaten. Zelfs de ergernis die de laatste tijd zo vaak de kop opstak als ze haar moeder verdwaasd zag glimlachen of als haar vader kwam binnenvallen, had haar in de steek gelaten. ‘Hallo Gitá.’ Gitá schrok op. Ze had Glenn niet horen binnenkomen. ‘Dag.’ Ze kon het woord ‘pa’ niet door haar keel krijgen. Hij had het niet verdiend. Maar als ze hem ‘meneer’ zou noemen zou ze hem en haar moeder beledigen. | |
[pagina 22]
| |
Hij zag er vlot uit. De snit van zijn zwarte broek was volgens de laatste mode. Daarop droeg hij een ruimvallend hemd met een geraffineerd kleurendessin van verschillende geel- en grijstinten. Tegen haar zin moest Gitá toegeven dat hij en Irini een knap stel vormden. ‘Is je moeder nog niet klaar? We gaan naar de opening van het filmfestival.’ Ze stond op. ‘Ik zal even kijken.’ ‘Laat maar.’ Hij was haar al voor. Gitá kon nog steeds niet wennen aan de vrijheid die hij zich toemat in het huis dat zolang het heiligdom van haar en Irini was geweest. Ze liep naar de keuken. Het liefst was ze naar haar kamer gegaan, maar ze besloot te wachten tot haar vader en moeder weg waren. Ze wilde Glenn niet tegenkomen in de smalle gang. Het idee dat hij in haar moeders kamer was terwijl ze zich aankleedde, maakte haar balorig. Lusteloos kauwde ze op een broodje pindakaas. Haar moeder riep. ‘Gitá, er staat iemand bij de poort! Kan je kijken wie het is!’ Ze liep door de voorzaal naar de openstaande balkondeur. Hoewel het donker was, herkende ze de slanke gestalte van Terry meteen. Ze twijfelde een ogenblik tussen het sluiten van de balkondeuren en naar buiten gaan. Haar voeten hadden de keuze reeds gemaakt. Ze gingen richting poort. Maar de strijd was nog niet gestreden. Onwillekeurig ging haar kin de hoogte in. ‘Dag,’ zei ze nors. | |
[pagina 23]
| |
Terry was erop voorbereid. Het liefst was hij vanmorgen in de stad achter haar aangerend, maar zoiets deed je nu eenmaal niet in het bijzijn van vrienden. Graçiela had hij wel kunnen wurgen. God, wat walgde hij nu van haar. Ze had zich als een vampier in zijn nek gebeten en ze weigerde los te laten. Het was die eerste avond op Colakreek begonnen. Ze hadden een kampvuur gemaakt. Jack tokkelde oeroude Mighty Sparrow-liedjes op zijn gitaar. Hij lag lui achterover in zijn hangmat. Graçiela was bij hem komen liggen. De kromming van de hangmatten drong hun lichamen tegen elkaar. Hij vond het toen nog gezellig. Ze zongen mee met de anderen. Hij schoof zijn arm onder haar schouders. Ze kuste hem in zijn nek. Hij vond het prettig en vrijden wat. Vanaf dat moment had Graçiela hem ingepalmd. Ze stoeide met hem in het water, ze schepte zijn eten op en dronk uit zijn beker. 's Middags kroop ze bij hem in de hangmat. Hij had niet de moed om haar weg te sturen. Nu kon hij zijn haren wel uit zijn hoofd trekken. Hij wilde Gitá niet kwijt. ‘Ik wil met je praten,’ zei hij. Gitá aarzelde. Toen maakte ze de poort open. Ze ging hem voor naar het balkon. Gitá hield van het kleine balkon voor haar huis. De hoge fayalobihaag beschermde het tegen de nieuwsgierige blikken van de voorbijgangers op straat. Aan de rechterkant had haar moeder een jasmijn geplant, waarvan de zoete bloemengeur met de wind meezweefde. De jasmijn werd overschaduwd door een paarsrode bougainville die bijna altijd bloeide. Quasi nonchalant plofte Terry neer op een van de rotanstoelen. ‘Moet je wat drinken,’ vroeg Gitá formeel. ‘Ay, geef maar wat kouds.’ | |
[pagina 24]
| |
Toen Gitá naar binnen was, staarde Terry somber naar de fayalobi's. Het besluit naar haar toe te gaan had hij impulsief genomen. Nu hij er zat, voelde hij zich weinig op zijn gemak. Hoe moest hij uitleggen dat hij niets om Graçiela gaf zonder te ontkennen dat hij met haar had gevrijd. Gitá kwam naar buiten met een glas soft in haar hand. Hun vingers raakten elkaar toen ze het hem aanreikte. ‘Sorry,’ zeiden ze allebei tegelijk. Hij realiseerde zich dat ze ook zenuwachtig was. Die gedachte maakte hem een stuk rustiger. Gitá's moeder en een man kwamen naar buiten. ‘Dag Terry,’ zei ze toen ze hem zag. Hij was vaker bij Gitá thuis geweest en hij had haar moeder leren kennen als een vriendelijke vrouw. De man knikte hem toe. ‘Dag mevrouw, meneer,’ groette hij beleefd. Ze waren gekleed om uit te gaan. ‘Ik ben voor twaalf uur terug.’ Mevrouw Soetidikromo had zich tot Gitá gewend. ‘Als je gaat slapen moet je alle ramen en deuren goed sluiten,’ zei ze bezorgd. ‘En vergeet niet Awas van de ketting te laten,’ voegde ze eraan toe. Zij en de man verlieten het erf. De wetenschap alleen in het huis te zijn creëerde een sfeer van intimiteit tussen Terry en Gitá. ‘Waarover wilde je praten?’ Terry had zijn soft opgedronken. Hij schudde het blokje ijs dat was overgebleven in het glas heen en weer. Het rinkelde zachtjes. ‘Morgen begint het scholensporttournooi. Ga je ernaar toe?’ Hoewel Gitá in haar hart Terry al, wat hij ook met Graçiela uitgespookt mocht hebben, had vergeven, kon ze niet nalaten venijnig op te merken: ‘Moet je Graçiela | |
[pagina 25]
| |
niet ophalen.’ ‘Luister Gitá ...’ Terry begreep dat dit de gelegenheid was zich te verontschuldigen. ‘Ik heb niets met Graçiela. Die smaGa naar voetnoot6 probeert zich constant aan me op te dringen. Ze is gewoon misselijk.’ Hoewel Gitá geen haatdragend type was, deden de woorden van Terry haar ongewoon goed. ‘Echt waar?’ Terry maakte een tyuri. ‘Ik zeg het je. Ik weet gewoon niet wat ik moet doen om van haar af te komen?’ ‘Ooooo,’ Gitá grinnikte. ‘Daarom moet ik met je mee naar het sporttournooi. Ik moet je beschermen tegen Miss Vampire.’ Terry voelde zich plotseling opgelucht. Als Gitá lachte, betekende het dat alles weer o.k. was. ‘Ay, ik heb altijd al een lady als bodyguard willen hebben.’ ‘Maar ik ben ook een vampier.’ Gitá sprong op. Ze sloot haar handen om Terry's nek en drukte toe. Terry stak zijn tong uit. ‘Help, help,’ deed hij schor. Zijn lichaam viel slap op de stoel. Gitá leunde met haar ellebogen op zijn borst. ‘Ik wil je bloed,’ riep ze dreigend. Plotseling spande Terry zijn lichaam weer. Hij greep haar bij de polsen en bevrijdde zich van de klemmende greep om zijn nek. Gitá viel tegen hem aan. Terry sloeg zijn armen om haar heen en trok haar nog dichter tegen zich aan. Hij drukte zijn lippen op de hare. Zonder te aarzelen beantwoordde Gitá zijn kus. Ze gleed op zijn schoot en sloeg zijn armen om zijn nek.
Irini luisterde naar de regelmatige ademhaling van Glenn naast haar. Hij sliep, 's Zachtjes schudde ze zijn schouder. | |
[pagina 26]
| |
schouder. ‘Ik moet weg.’ Ze sloeg het laken van zich af. Haar kleren lagen verspreid op de grond naast het bed. Moeizaam opende Glenn zijn ogen. Het irriteerde hem gewekt te worden op de grens tussen slapen en waken. ‘Waarom blijf je niet slapen,’ mompelde hij. Ze schudde haar hoofd. ‘Gitá kan niet alleen thuis blijven.’ Hij had weer makkelijk praten. Er was niemand tegenover wie hij zich had te verantwoorden. Bovendien was hij een man. Stel je voor dat het hotelpersoneel haar 's morgens hier zou aantreffen. Ze zou zich doodschamen. Snel schoot ze in haar kleren. ‘Ik zal een taxi voor je bestellen.’ Glenn reikte naar de telefoon. Irini verstarde. ‘Ga je niet mee?’ Hij rekte zich uit. ‘Ik ben lui no moer.’Ga naar voetnoot7 Toch scheen hij te beseffen dat hij haar niet alleen kon laten gaan, want hij zocht met zijn hand naast het bed naar zijn broek. Irini wachtte met haar tas in de hand tot hij zich had aangekleed. Toen liep ze voor hem de kamer uit. Zwijgend namen ze de lift naar de parkeergarage. In de auto zat ze stijfjes naast hem. Ze vroeg zich af of ze hem moest vragen bij haar in te trekken. Gitá zou des duivels zijn en zelf twijfelde ze eraan of ze dat wel wilde. Ze had tijd nodig om na te denken. ‘Wanneer ga je weg?’ had ze hem eerder op de avond gevraagd. Ze waren na de opening van het filmfestival wat gaan drinken in het wegrestaurant van Leonsberg. ‘Zaterdag.’ Hij stak een sigaret op. ‘Ik denk dat ik over een maand weer terug ben. Ik zal de komende tijd vaak in Suriname moeten zijn voor zaken.’ | |
[pagina 27]
| |
‘Wat voor zaken doe je eigenlijk.’ Irini was nieuwsgierig. Toen ze nog bij elkaar waren, werkte hij op de bank. Hij had op de handelsschool gezeten. ‘Ik heb een wisselkantoor in Nederland.’ Dat was het dus. Irini had zich al afgevraagd hoe hij zich het hotel, de dure kleren, de huurauto's en de sjieke etentjes kon permitteren. Op de valutamarkt kon je veel geld verdienen. ‘Ik denk erover een huis te kopen of te bouwen in Suriname.’ De rook van zijn sigaret verhulde Glenns gelaatstrekken, maar Irini kreeg de indruk dat hij op een reactie wachtte. Ze zweeg echter. Hij moest zijn bedoelingen zelf kenbaar maken. ‘Wil je geen groter huis?’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Nou, als ik een huis bouw, zou je daar met Gitá kunnen wonen.’ Het idee beviel Irini niet. Ze wilde geen maîtresse zijn. ‘Wat is verkeerd met mijn huis?’ ‘Het is zo klein.’ Glenn leek geïrriteerd omdat ze niet enthousiast reageerde. ‘Die buurt is ook niks,’ voegde hij eraan toe. Irini wilde hardop lachen. Het huis waarin hij was opgegroeid, was twee keer zo klein als het hare en over de buurt kon ze beter het zwijgen bewaren. ‘Ik voel me happy daar. En... het is van mij,’ voegde ze er pinnig aan toe. Glenn gooide het over een andere boeg. Hij speelde met haar ring. ‘Laat me iets voor je doen. Ik wil het goedmaken, al die jaren dat ik je heb verwaarloosd,’ bedelde hij. | |
[pagina 28]
| |
Irini nam een slokje van haar fruitpunch. Instinctief en uit ervaring wist ze dat ze voorzichtig moest zijn. ‘We zullen zien,’ antwoordde ze ontwijkend. Hij drong niet verder aan. ‘Ga je mee?’ Ze verlieten het restaurant. Het was laat geworden en toen ze weer in de stad waren, gingen ze regelrecht naar zijn kamer in het hotel.
Glenn bracht de auto tot stilstand voor haar huis. ‘Ik bel je morgen,’ zei hij. Ze maakte het portier open. ‘Tot morgen dan.’ Ze keek niet meer om. Ze hoorde hem wegrijden terwijl ze de sleutel in het slot stak. |