‘Laat me je een andere tori geven, voordat ik ga koken,’ begon mijn moeder en ze ging rechterop zitten.
Dat beloofde een spannende tori te worden, dacht ik.
‘Toen we hier pas woonden, hebben we een sapakara, een hagedis en een leguaan in huis gehad.’
‘Helemaal in huis’, griezelde ik. ‘Wat heb je gedaan met ze? Hoe heb je ze weer uit het huis gekregen? Heb je ze doodgemaakt’, vroeg ik.
‘Laat me je vertellen’, ging mijn moeder verder. ‘Ik zat aan de eettafel in huis en zag vanuit mijn ooghoeken links iets bewegen. “Ach, mijn haren”, dacht ik. Ik deed mijn haren achter mijn oren. Direct bewoog er iets links van me. Ik schrok en zat een ogenblik verstijfd. Een sapakara keek me aan. Het beest was in mijn huis, in een hoek van de kamer. We hadden oogcontact. Ik denk dat hij ook van mij schrok. Hij wilde wegrennen, maar kon niet snel vooruitkomen, want hij gleed uit over de tegels. Wat te doen? Hij was groot, beslist een mannetje. Vrouwtjes worden niet zo groot. Mijn hart bonsde. De sapakara gleed letterlijk het licht tegemoet, dat kwam uit de openstaande deur van een slaapkamer. In die slaapkamer stond een grote spiegel. Hij schrok voor de tweede keer, want daarin zag hij een grote sapakara die tegen hem opkroop.
Intussen werkten mijn hersenen op topsnelheid.
‘Denk na, denk na’, zei ik tegen mezelf.
Er stond nog een deur open, de achterdeur, maar dan moest dat reptiel langs me heen. Ik stelde me voor dat hij langs mijn benen zou rennen om weg te komen. Meteen ging ik wijdbeens staan, terwijl ik hem geen moment uit het oog verloor. Ik kon ook de deur van de slaapkamer dicht doen. Dan had ik meer tijd om na te denken, overlegde ik met mezelf.
Maar dan kon de sapakara onder het bed verdwijnen. Dat werd lastig, geen goed idee. Eigenlijk griezelde ik een beetje, omdat ik niet wist wat te doen. Dat beest moest niet samen met me in huis blijven.
Toen herinnerde ik me een Australische documentaire, die ik niet lang geleden had gezien.
‘O'ja, dat kan ik proberen’, sprak ik mezelf moed in.
In de film moesten gevaarlijke zoutwaterkrokodillen, ‘Salties’ heten ze, verplaatst worden naar een ander gebied waar geen toeristen kwamen.
Twee stoere mannen sprongen in het troebele water met een grote doek in hun handen. Samen gooiden ze snel die lap over de kop van zo'n zoutwaterkrokodil. De grote krokodil, die zo wild kon doen in het water, verroerde geen vin meer. Zo mak als een schaap was hij geworden.