24 Tafeltje dek je
Lang geleden woonde er in een ver land een oude man in een bos. Hij was houthakker, maar kon het zware werk niet meer aan. Zijn rug was kromgegroeid van het vele sjouwen van hout. De pijnen waren niet meer te verdragen.
Zijn vrouw was al jaren overleden. Hij miste haar nog elke dag. Met haar was het huis altijd vol vreugde geweest en er bestond geen enkele vrouw die lekkerder soepen kon maken. Samen hadden zij drie jongens gekregen. Die begrepen hoe moeilijk hun vader het had en deden alles om hem te helpen. De oudste hielp hem houthakken. De andere twee deden alle klusjes rond het huis.
Maar de oude man moest het toegeven. Houthakken was heel zwaar werk en het leverde niet genoeg op om van rond te komen. Ze moesten altijd heel zuinig doen en konden zich nooit een uitgebreide maaltijd, goede kleren of mooie dingen voor het huis veroorloven. Zijn zoons wilden de wijde wereld intrekken om een ambacht te leren waarmee ze genoeg geld konden verdienen om goed van te leven. Ze spraken met hun vader. Ze hadden medelijden met hun vader en begrepen dat hij eenzaam zou zijn, vooral ook omdat hun moeder er niet meer was. Maar ze beloofden alle drie dat ze terug zouden keren nadat ze een vak hadden geleerd.
De oudste was gewend hout te hakken en te sjouwen. Het hanteren van bijl en zaag was een genot voor hem. Hij timmerde graag en had al eerder van een paar planken leuke bankjes gemaakt voor in huis. Hij besloot meubelmaker te worden. Hij had gehoord van een oude meubelmaker die in de stad woonde die twee dagreizen voorbij het bos lag. Hij zou naar die meubelmaker gaan en vragen of hij als leerling bij hem mocht werken.
De tweede zoon had interesse in molens. Hij wilde weten hoe een molen gebruikt en onderhouden werd. Om het ambacht van molenaar te leren, zou ook hij twee dagreizen verder moeten trekken.
De jongste zoon was, net als de oudste, gefascineerd door hout. Niet alleen het hakken vond hij interessant. Hij wilde weten hoe je er glans aan kon geven en welke soorten hout je kon gebruiken en waarvoor. Hij zou bij de houtbewerker in de leer gaan. Die woonde voorbij de grote stad, aan de rand van een ander bos. Ook hij zou enkele dagen moeten reizen.
De jongens lieten een flinke voorraad eten en drinken achter voor hun vader en zetten zaden in de grond van de moestuin achter hun huis. Dan