delen, is het niet?’
Hij sprak Engels met een zwaar Arabisch accent.
André bedankte hem vriendelijk. Hij was niet zo dol op zoetigheid. Vooral niet op de koekjes die in het doosje zaten. Ze hadden een glimmende, harde buitenkant van gebrande suiker. Hij kende ze. Ze waren hard om in te bijten en als ze zachter werden in je mond, bleven de stukken aan je tanden kleven.
Peter vond het onbeleefd om te weigeren. Hij pakte er één uit het doosje, hoewel hij ook niet echt trek had in een koekje.
‘Ben je al gaan shoppen, André?’, vroeg Peter, terwijl hij het koekje achteloos in zijn mond stopte.
‘Nee’, antwoordde deze. ‘De conferentie heeft een drukke agenda. Er zijn zoveel presentaties en werksessies. Ik ben er nog niet aan toe gekomen om Parijs te bekijken. Heb jij wel de kans gekregen daartoe?’
‘Nee, ik ben nog nergens geweest. Maar weet je dat we morgen vrij hebben. Het is een nationale feestdag of zoiets. We zullen dan niet echt kunnen shoppen, maar de musea zijn wel open. Zullen we naar het Louvre gaan?’
‘Dat beroemde museum! Daar wil ik zeker naartoe.’
‘Goed, dan zie ik je later. Jij gaat naar sessie 15 toch, over hackers? Ik wil zelf naar de sessie over nepnieuws.’
Terwijl Peter sprak, werden zijn woorden steeds onduidelijker. André zag dat zijn ogen plotseling bleven rusten op een object in het midden van de tafel. Het was een servet op een schotel. Dat was niet abnormaal in een restaurant, maar toch kreeg André een naar voorgevoel.
‘Meneer Habibi, is dat van u?’, vroeg André, terwijl hij naar het servet wees.
Habibi trok het schoteltje naar zich toe. Hij mompelde iets onverstaanbaars. Hij vouwde het servet open. Plotseling ging zijn hand naar zijn mond en met een snelle beweging terug naar het servet. Zijn gekromde vingers lieten iets los en op het zachte, witte papier konden ze twee voorwerpen zien, lichtroze met lichtcrème uitsteeksels. Ze glinsterden in het licht van de lamp boven de tafel, nog nat van het speeksel. Het waren twee vlekkeloze valse tanden.
Ze prijkten daar op onze eettafel. Vlak bij de lege borden en het gebruikte bestek. Mijn glas was leeg. Peter had zijn wijn nog niet gedronken. Habibi had een kop koffie voor zich.
Peter schoof zijn stoel met een abrupt gebaar naar achteren, stond op en verdween zonder verder iets te zeggen. Habibi pakte een koekje en stopte