Daarna is het getij gekeerd en werd het eb, laag water. Inmiddels is het getij weer aan het keren, maar het water is nog niet hoog genoeg om de bank te bedekken.’
De manier waarop hij keek, verontrustte meester Wols.
‘Het zal toch geen probleem zijn om er omheen te varen?’
Edward hield zijn ogen op de zandbank gericht. Hij maakte een hulpeloos gebaar. Meester Wols moest zich inspannen om te horen wat hij zei.
‘We hebben niet genoeg brandstof om erom heen te varen.’
‘Wat!’, ontplofte meester Wols. ‘Dat kan niet waar zijn. Ik heb je vanmorgen een volle tank gegeven.’
Edwards blik rustte even op het woedende gezicht van meester Wols.
Daarna keerde hij zich schuldbewust van hem af.
‘Ik heb wat diesel geleend aan een vriend van me die met een lege tank was komen te zitten in Awara’, bekende hij.
Hij zuchtte. ‘Het spijt me.’
Toen hij opnieuw de woedende blik in de ogen van meester Wols zag, haastte hij zich om eraan toe te voegen: ‘We redden het wel meester. Ik ken deze zandbank. We gaan er niet omheen varen. Als we dat doen, zullen we afdrijven naar de open zee. De stroming is erg verraderlijk. Het is echt beter om over de bank te proberen te varen. De vloed komt snel op en ik weet waar de lagere delen van de bank zijn.’
Meester Wols was te boos om antwoord te geven. Bezorgd keek hij naar zijn vrouw en zijn gasten. Ze hadden de bank ook gezien. Het was als een langwerpig, bultig, roodbruin monster dat uit het water verrees.
Hoe dichter ze bij de bank kwamen, hoe onstuimiger het water werd.
Sommige golven waren vier tot vijf meter hoog. Ze beukten op de zandbank die nu schuilging achter een witte mist van fijne waterdruppels. Om de boot raasde het schuimende water. Meester Wols probeerde de omvang van de bank te schatten. Het moest een paar honderden meters lang zijn. Hij had er geen idee van hoe breed de bij elkaar gedreven hoop zand en modder zou zijn. Zijn vrouw, die voor hem zat, omklemde de rand van de boot met haar linkerhand. Hij strekte zijn benen uit en probeerde met zijn tenen houvast te vinden aan de plank waarop ze zat. Het water schuimde nu alsof er miljoenen flessen champagne tegelijk waren ontkurkt. De golven reikten huizenhoog.
Plotseling was het voorbij. Het gezelschap had nauwelijks tijd gehad om de woeste golven goed van dichtbij te bekijken. Het ene moment zaten ze hoog in de lucht bovenop een golf. Om hen heen was de lucht