14 De Surinaamse botanicus
Stel je voor dat je in het mooie bos bent van Suriname. Je kijkt naar de stam of naar een blad van een plant en je weet direct wat voor plant het is. Dat zou heel bijzonder zijn. Voorlopig is Frits van Troon de enige Surinamer die dat kan. Een bijzondere man, dus.
Zijn kennis over het bos en alles dat met planten te maken heeft, heeft hij in eerste instantie als jongen geleerd van zijn vader in het dorp Kadjoe.
Zijn vader was houtkapper. Daarom moest hij natuurlijk weten welke houtsoorten er gekapt werden.
In de jaren zeventig kwam Frits naar de stad om werk te zoeken. Hij kwam toen in dienst van 's Lands Bosbeheer (LBB), wat nu Stichting Bosbeheer en Bostoezicht (SBB) heet. Deze organisatie houdt zich bezig met het controleren en monitoren van de bomen en planten in onze natuur. Hij kwam toen een wetenschapper uit Columbia tegen, Jiminensa Humbert.
Deze botanicus werkte aan een boomboek. Frits werd zijn assistent en deed onderzoek voor hem. Hij leerde binnen vier maanden veel over bomen en lianen.
‘Als Humbert uitlandig was, moest ik de eigenschappen noteren van boombladeren en liaantakken. Het ging om kenmerken zoals de bast, het boomsap dat er uitstroomt en de kleur, wanneer je in de bast kerft. En alles was in het Engels en Latijn. Dat zijn de internationale talen als het over wetenschappelijke kennis van planten en bomen gaat’, vertelt Frits trots.
Enkele jaren later werkte Frits samen met doctorandus Pieter Teunissen. Hij was een bioloog uit Eindhoven, een stad in Nederland. Met hem heeft hij een vegetatiekaart van ons kustgebied gemaakt. Op een vegetatiekaart wordt aangegeven wat voor soorten begroeiing er in de gebieden op de kaart zijn. De vegetatiekaart laat de hele breedte van Suriname langs de oceaan zien en loopt vijftig kilometers naar binnen. Het was weer planten verzamelen en bostypes beschrijven. Ze deden ook bodemonderzoek. Dat was om na te gaan of de grond eventueel geschikt zou zijn voor landbouw. Alles van de planten moest beschreven worden.
‘Twee jaar lang hebben we de gebieden bezocht. We waren soms zes weken aan één stuk door weg. We zijn afgereisd naar Coronie, Moengo, Albina, Nickerie en de Corantijn. We maakten met zijn tweeën ons kamp. We sliepen onder een zeil. We hadden twee plastic bootjes om de