Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lezen doet je goed. Leerjaar 7a (2023)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 7a
Afbeelding van Lezen doet je goed. Leerjaar 7aToon afbeelding van titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 7a

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lezen doet je goed. Leerjaar 7a

(2023)–Ismene Krishnadath–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

10 Ramnath wordt onderwijzer

Op 18 januari 1938, toen Ramnath Sewdien geboren werd, waren de meeste Hindostanen landbouwers. Zijn vader had een groot stuk grond aan de Helena Christinaweg. Ramnath was het vijfde kind van de acht in het gezin. Het was vanzelfsprekend dat alle kinderen de ouders hielpen om de kost te verdienen.

Zijn vader was houtskoolbrander. Hij werd ‘krofaya babu’ genoemd.

Houtskool maken was zwaar werk. De bomen werden omgekapt en in kleinere delen naar de krofaya-olo gebracht. Dat was de plek waar het hout werd verbrand. Zijn vader bracht het houtskool op een ezelkar naar Paramaribo om te verkopen.

Als de bomen gekapt waren, ontstonden er open plekken, waar groente verbouwd kon worden. Zo begon zijn vader ook groente te verkopen.

Het planten van groente gebeurde tussen de plant- en oogsttijd van rijst door. Rijst was erg belangrijk. De schoolvakanties in landbouwgebieden waren aangepast aan plant- en oogsttijden. In mei hielpen de kinderen hun ouders planten. De rijstplantjes werden met de duim in de grond gestoken.

Ramnath vertelt: ‘Vaak staken maka's je in je duim of werd je gebeten door vluchtende mieren. Afschuwelijk waren de jòks - de bloedzuigers - die aan je benen kleefden. Je moest altijd een lemmetje bij je hebben om op de jòks te druppelen. Alleen zo kon je ze loskrijgen.’

In september en oktober werd er geoogst. Dan was het rijsthalmen snijden, bossen binden van de halmen, stapelen, dorsen, waaien en zakken vullen.

De familie Sewdien had twee ossen, die hielpen met het omploegen van de grond voordat er geplant werd. De ossen werden ook gebruikt om te dorsen. Ze moesten rondjes lopen om een paal. Op de grond werden rijsthalmen gestrooid. Bij het vertrappen van de halmen kwamen de padiekorrels los.

Bij padie zit er nog een geelbruin vlies om de rijstkorrel. Dat noemt men het ‘kaf’. Na het dorsen werd de padie in een platte schaal steeds op ooghoogte van links naar rechts geschud om schoon te waaien. De schone padie werd naar de rijstpelmolen gebracht. De dag voor het pellen werd de padie op een stenen vloer gestrooid om in de zon te drogen.

[pagina 43]
[p. 43]


illustratie

Na het pellen had je witte rijst, die verkocht werd. Een deel van de oogst hield de familie Sewdien voor eigen gebruik en om de kippen te voeren.

De kippen werden voornamelijk gekweekt voor de eieren. De familie Sewdien at alleen op feestdagen vlees. Rijst met dál en groente was het normale menu. Behalve ossen hadden de Sewdiens ook melkkoeien. De melk werd opgekocht door een melkman die de melk naar Paramaribo bracht.

Ramnath vertelt: ‘Ik zag voor mijzelf geen toekomst in de landbouw. Het werk was hard en ik had een hekel aan koeienpoep. Landbouwers droegen in die tijd geen schoenen. Ze gingen op blote voeten de stal in. Ik droeg stiekem de Hollandse klompen van mijn vader of zelfgemaakte houten slippers, tip-tips.’

Toen hij zes jaar was, ging Ramnath naar de Openbare Lagere School te Helena Christina. In het begin was het moeilijk. Hij sprak geen Nederlands.

Thuis werd Sarnámi gesproken. Op school zaten twee, soms drie kinderen in een houten bank. Ze hadden een lei waarop ze schreven met een griffel. Pas in de vierde klas werden schriften gebruikt.

Ramnath vertelt: ‘Mijn moeder gaf mij twee eieren om te verkopen. Met het geld kocht ik mijn eerste schrift. We gebruikten het voor taal en ik mocht het meenemen naar huis, zodat ik mijn taalwerk kon nakijken. Mijn tweede schrift was een zangschrift. Het eerste lied dat ik erin schreef was “Jai Krishna hare” en het tweede was “Surinames trotse stromen”.’

Meester Karel Panday stimuleerde de kinderen om na de lagere school door

[pagina 44]
[p. 44]

te studeren op een stadsschool. Omdat het onderwijsniveau van de school erg laag was, moesten de leerlingen die dat wilden, nog een zevende jaar doen. De meeste leerlingen vielen af. Ramnath Sewdien ging door. Zijn vader was niet blij hiermee. Hij vond dat je als landbouwer je eigen baas was. De landbouw bracht toch wel wat op. Inmiddels had het gezin een nieuw huis gebouwd, dat groter en moderner was dan het primitieve huis waar ze eerst in woonden. Vader Sewdien zag niet in dat je met een schoolopleiding jezelf vooruit kon brengen. En wie zou hem helpen op het veld?

Ramnath gaf de moed niet op en begon met zelfstudie. Hij kocht alle boeken van de muloschool. Zijn oom, Orie Goerdat, hielp hem. Oom Orie had een mulodiploma en een hulponderwijzersakte. Na een jaar schreef Ramnath zich in op de Dag Technische School. Maar het werken met ijzer beviel hem niet en hij stapte over naar de opleiding voor hulponderwijzer. Hij werd twee keer afgewezen voor het examen. Hij had vooral problemen met de schooltaal, het Nederlands. Zijn vader vond dat hij zijn tijd verdeed.

Toen hij voor de derde keer zou deelnemen aan het examen, verhuisde Ramnath naar een kamer aan de Kankantriestraat in Paramaribo. Zijn broer Naan hielp hem de huur betalen. Ramnath stelde voor zichzelf een strak rooster op. Minimaal elf uur per dag besteedde hij aan zijn studie.

Van de 48 kandidaten die deelnamen aan het examen, slaagden er acht.

Ramnath was één van de gelukkigen. Zijn hele familie was uitgelaten. Ze schoten een pagara af. Zelfs zijn vader zei: ‘Bará bisál karle. Tere himmat me bal Bhagván ke.’ Dit betekent: je hebt het goed gedaan. In jouw moed zit goddelijke kracht.

Niet lang hierna, in november 1959, werd Ramnath als leerkracht tewerkgesteld op de openbare school van Helena Christina. Onderwijzer was een gerespecteerd beroep. De inspecteurs letten streng op de kleding. Je moest een effen hemd met lange mouwen dragen en een das. De mouwen mocht je niet opstropen.

In 1961 werden Ramnath en zijn vrouw, die ook leerkracht was, overgeplaatst naar O.S. Vredenburg. Intussen volgde Ramnath ook de cursus voor de onderwijzersakte. Om kwart voor vier ging hij op de brommer naar Paramaribo. De school begon om half vijf. Drie keer in de week studeerde hij met drie andere cursisten na de lessen nog tot 12 uur 's avonds door op de school van Leiding 11. Midden in de nacht reed hij terug naar huis over onverlichte en onverharde wegen.

Op Vredenburg was nog nooit een leerling geslaagd voor het

[pagina 45]
[p. 45]

toelatingsexamen mulo. Meester Ramnath beloofde de leerlingen die zouden slagen een geheel verzorgde reis naar Nickerie. Door hard werken en gratis bijlessen slaagden vier leerlingen, drie jongens en een meisje. Helaas werd één van de jongens ziek en wilde het meisje niet mee. Uiteindelijk gingen er nog wat collega's mee en acht personen vertrokken op vier bromfietsen naar Nickerie. Het was een avontuur waar de jongens, die nu grote mannen zijn, nog steeds over praten.

Ramnath vertelt: ‘Als het maar eventjes had geregend werd de weg modderig. De klei plakte aan de wielen en aan onze voeten. Ek voet na cal, je kon geen voet vooruitkomen. We moesten dan wachten tot de modder droog was.’

 

Na O.S. Vredenburg volgde O.S. Tambaredjo, waar hij schoolhoofd werd.

Na Tambaredjo werkte hij op de lbgo-school te Lelydorp, O.S. Commissaris Simonspolder, O.S. Javaweg en O.S. Mijnzorgweg. Intussen had hij zijn hoofdakte gehaald. Op de drie laatste scholen was hij schoolhoofd. Hij werkte twintig jaar op O.S. Mijnzorgweg. Na 38 jaar ging Ramnath met pensioen.

Hij bleef echter niet stilzitten. Hij was altijd al actief geweest in het culturele en religieuze leven. Dat ging gewoon door. In 1998 kreeg hij een eremedaille in goud van de president voor zijn culturele en religieuze activiteiten. Dichten is één van zijn hobby's. Hij bracht verschillende dichtbundels uit. In zijn dichtbundel ‘Levensgolven’ staat het volgende gedicht:

 
Schoolhoofd zijn:
 
wat een trots!
 
Hoofd
 
leider
 
onderwijzer
 
opvoeder
 
vriend
 
vader en
 
moeder tegelijk
 
ja, alles tegelijk
 
leider en lijder
 
timmerman en schilder
 
boodschapper en bode
 
maatschappelijk werker
 
middagcursusverzorger
 
altijd in de weer
 
do good, be good.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken