De kwik gaat er als damp uit. Het komt in de lucht. De mensen ademen het in en het komt in hun longen. Ook komt het in de lucht, in de wolken en dan met de regen terug naar de grond. Het gaat in de planten zitten. Allemaal gif dat mensen eten en inademen. Je proeft het niet, maar het is heel schadelijk. Vooral ook voor ongeboren kindjes.
Het is dan helemaal in het lichaam van de moeder en de baby krijgt het al in aanleg mee. In het binnenland van Suriname zijn er duizenden goudzoekers die met kwik werken. Wat zal er op den duur gebeuren met de dieren en de mensen die in het bos wonen? Met de planten waarvan we eten en met de vissen?
Marisa kijkt eigenlijk niet meer daar de film. Ze hoort de stem ook niet. Ze is in gedachten. Ze denkt: op den duur? Niet op den duur! Nu! Want haar broertje ligt nu erg ziek in het ziekenhuis en ze begrijpt nu ook waarom dat zusje zo ziek geboren was. Nu begrijpt ze ook waarom mama zei dat ze een kind had verloren door de goudzoekers. Als ze weer naar het scherm kijkt, ziet ze daarop een protestactie van heel wat mensen in optocht met bordjes waarop staat: No Kwik in Ons Bos. De film is afgelopen. De kinderen beginnen te praten. Een jongen roept: ‘Yongu, straks zijn we allemaal dood, door kwikvergiftiging!’
Een ander zegt: ‘Dan heeft Suriname wel goud, maar geen mensen!’
Een meisje vraagt: ‘Maar waarom willen ze zoveel goud hebben dan?’
De juf zegt: ‘Dat verkopen ze natuurlijk, zo verdienen ze hun geld. Een mens heeft toch geld nodig om te kunnen leven?’
Danitsha steekt haar vinger op: ‘Juf, moet je goud met kwik vinden? Moet je kwik gebruiken? Het kan toch anders?’
Niet de juf, maar de mevrouw antwoordt: ‘Ja, je kan het ook op een andere manier doen, zonder kwik.’
‘Maar waarom doen ze het dan toch met kwik?’, vraagt Winsten.
‘Ik denk omdat het makkelijk is en vlug’, antwoordt de meneer, ‘en misschien, misschien weten ze niet eens dat het zo giftig is.’
‘Dan moet er een wet komen, dat niemand kwik mag gebruiken,’ zegt Winsten beslist.
‘Maar al is er een wet, ze gaan het toch doen!’, roept een jongen door de klas. ‘Boete geven, grote boete!’, zegt Winsten.