‘Elka’, zei mama, ‘we gaan een dagschema maken voor jou en Valerie. Daarop staat precies wat jullie moeten doen als papa en ik er niet zijn. Wij zullen jullie elke dag een paar keer bellen om te kijken of alles goed gaat.’
Ze maakte op de telefoon een contactlijstje van mensen die Elka kon bellen. Daarin stonden de nummer van papa en mama, maar ook van de buurvrouw, van oma en opa, van tante Nicole, van oom Rudi en nog veel meer mensen.
‘Je mag ze ook wel bellen voor een gezellig babbeltje’, zei mama, ‘maar niet te lang, want dan raakt je beltegoed op.’
De nummers van de belangrijkste mensen schreef ze ook op een papiertje dat ze op de ijskast plakte. Toen gingen ze oefenen om te appen.
‘Hoe gaat het?’, appte mama.
‘Het gaat goed?’, appte Elka terug.
‘Kijk’, zei mama, ‘als je dit ingedrukt houdt, kan je ook gewoon praten.’
Ze lieten Valerie iets zeggen.
‘Dag lieve mammie, ik lust lekkers’, zei Valerie.
Mama liet de meisjes luisteren naar de gesproken boodschap die op haar telefoon was overgekomen. Samen oefenden ze de volgende dagen met het schema van Elka en Valerie. Het was niet makkelijk.
Soms had Elka helemaal geen zin in lezen of rekenen. Of wilde ze liever naar de televisie kijken, dan bezemen. En met Valerie wist je het ook maar nooit.
‘Het eist discipline’, zei mama, ‘maar ik zal je vaak bellen om te kijken of het lukt en jij mag ook bellen of een appje sturen.’
De week dat papa verlof had genomen, begon met een verrassing. Hij had een tablet voor Elka en een tablet voor Valerie gekocht. Die van Valerie was een kindertablet, met plaatjes en grote letters. Die van Elka was een echte.
‘Ik ga je leren om te mailen’, zei papa ‘en we zullen ook kennis maken met Google. Aan Google kan je alles vragen wat je wilt. Hij heeft bijna altijd een antwoord.’