Toen sprak hij dezelfde woorden die hij eerder tegen Diego had gezegd.
‘Zoon, ik heb de laatste tijd nare dromen. Het zou zomaar kunnen dat ik er op een dag niet meer ben. De lama's zijn heel wat waard. Hoe moet ik die onder jullie verdelen?’
Ook Rodrigo schrok. ‘Bent u ziek, padre?’
‘Nee, nee’, stelde zijn vader hem gerust. ‘Maar ik zou toch graag willen weten hoeveel lama's jij zou willen erven.’
‘Padre’, antwoordde Rodrigo, ‘alles wat u doet is goed, maar ik zou graag een klein kapitaal willen om een handeltje te beginnen.’
Vader Carlos hoefde nu alleen nog van Luis te horen wat hij wilde erven. Hij vond hem in de stallen waar een moederlama haar pasgeboren jong zoogde.
Luis was nog maar een knaap, veertien jaar oud. Carlos vroeg zich af of hij de arme jongen nu al moest lastigvallen met de gedachte aan zijn dood. Hij besloot het wat voorzichtiger aan te pakken.
‘Luis’, zei hij. ‘Stel je voor dat je een aantal lama's op de boerderij voor jezelf mocht uitkiezen. Welke lama's zou je dan kiezen?’
Luis keek vreemd op. Waarom zou zijn vader zo'n vreemde vraag stellen? Maar toch dacht hij erover na.
‘Ik zou graag een vrouwtje en een mannetje willen. Krachtige dieren, nog in de bloei van hun leven, zodat er mooie lammetjes geboren kunnen worden.’
Carlos was tevreden. Hij had alle drie zonen gehoord. Hij wist hoe de lama's verdeeld zouden moeten worden na zijn dood. Hij vertelde het aan zijn vrouw.
‘Stel je voor dat ik eerder doodga dan jij’, zei ze. ‘Misschien is het goed dat je het ook aan je jongere broer vertelt.’
Deze broer heette Victor. Hij woonde twee dagreizen verder en was ook lamakweker. Toen Carlos hem opzocht en vertelde waarvoor hij kwam, beloofde hij erop toe te zien dat de erfenis van Carlos volgens zijn wens zou worden verdeeld.
‘Maar ik hoop dat je nog lang zal leven’, zei hij.
‘Zeker’, zei Carlos, ‘maar ik ben toch blij dat ik dit al geregeld heb. Dan is er geen geruzie na mijn dood.’