Op zijn bolronde gezicht ligt een glimlach, die loopt van oor tot oor.
Anansi reikt hem de hand.
‘Ik ben Anansi en dit zijn Makuba, Junior, Prodomientje, Fientjolis, Sjaki, Jasmijntje, Toetje en Ukkepuk. Is er nog plaats voor ons hier?’
De maanspin knikt vriendelijk bij elke naam die wordt genoemd.
‘Plaats is er in overvloed, want ik woon hier alleen’, zegt hij. ‘Zijn jullie van plan lang te blijven?’
‘Jazeker’, antwoordt Anansi, ‘de aarde is levensgevaarlijk geworden.’
‘Welkom dan’, zegt de spin. ‘Mijn naam is Moenna en ik ben wachter hier. Maken jullie je maar thuis.’
‘Meneer Moenna’, vraagt Makuba, ‘waar kunnen we wat te eten vinden.
Ik heb alleen maar een restje heriheri kunnen meenemen.’
‘Eten is geen probleem’, zegt Moenna. ‘Die poreuze, groene stenen die je overal ziet liggen, zijn onze heerlijke maanbroden.’
Fientjolis raapt één van de stenen op en neemt een hap.
‘Best lekker’, zegt hij tevreden, nadat hij het groene spul heeft doorgeslikt.
Nu komt Prodomientje naar voren.
‘Meneer Moenna, waar zou ik me een beetje kunnen opfrissen?’
Moenna glimlacht weer. ‘Lief meisje, er is geen water op de maan, maar maak je niet ongerust, want je zal hier niet vies worden. Alles is schoon en helder.’
Anansi roept: ‘We zijn niet alleen veilig, maar dat eeuwige gehossel om aan eten te komen is ook afgelopen, want alles ligt voor het grijpen.’
Juichend maken de kinderen en Makuba een dansje om Moenna en Anansi.
Drie weken doen ze niets anders dan slapen, eten en een beetje tori praten.
Maar steeds vaker komen bij Anansi de herinneringen aan het leven op aarde naar boven. Hoe zou zus Nanza het maken? Binnenkort wordt ze jarig.’
‘Ik heb zin in een feestje’, zegt Prodomientje.
‘Mooi feest wordt dat’, moppert Junior, ‘zonder drinken en alleen maanbrood te eten. Wie moeten we uitnodigen? Ik wil niet alleen met jou dansen.’
‘Zij zou behalve met jou nog met Moenna kunnen dansen’, grinnikt Sjaki.
‘Die groene griezel’, fluistert Jasmijntje tegen Toetje.