Helaas waren de uien en aardappelen uitverkocht.
‘Laten we buiten gaan kijken’, stelde Evert voor.
In de straten voor de markt verkochten de mensen hun producten op het trottoir. Sommigen hadden tafeltjes, maar de meesten hadden gewoon een doek gespreid. Daarop hadden ze hun waren neergelegd.
De verkopers namen een heel stuk van de stoep in beslag. Het was er altijd druk. Je moest ook uitkijken dat je niet uitgleed over één of ander stuk rottend afval. Als het had geregend was de stank en de smerigheid onvoorstelbaar.
En het regende vaak.
Siegfried voelde even in zijn zak. Gelukkig, het geld zat er nog in. Ja, het kon geen kwaad om voorzichtig te zijn, in deze drukte stikte het van de zakkenrollers.
‘Yu boy, kijk waar je loopt’, zei een vrouw plotseling.
Siegfried schrok, helemaal in gedachten verzonken, was hij tegen een vrouw aangelopen. Ze stond midden op het smalle loopgedeelte dat overgebleven was met een vriendin te praten.
‘O, sorry mevrouw’, mompelde Siegfried.
Evert trok hem aan zijn arm.
‘Kijk uien daar!’
Siegfried wrong zich tussen de mensen naar de stand.
‘Omeni yu e seri a ayun?’, vroeg Siegfried.
De verkoper noemde de prijs. Die was bijna twee keer zo hoog als de door de overheid vastgestelde prijs.
‘San! Zo duur’, zei Siegfried.
Hij besloot een pond te nemen in plaats van een kilo. Zijn moeder had de uien hard nodig. Terwijl de verkoper voor hem afwoog, keek Siegfried om zich heen. De vrouw van zonet stond nog steeds op dezelfde plaats te babbelen.
Haar tas bengelde half open aan haar linkerhand.
Plotseling zag Siegfried dat Evert een greep in de tas deed. Maar de babbelen- de vrouw voelde het. Ze draaide zich om, keek Evert één moment verbaasd aan en begon toen hard te schreeuwen. Evert rende weg met de portemonnee van de vrouw in zijn ene hand geklemd.