Niet lang daarna klopte hij aan bij het huis van Moesafier.
‘Ik heb gehoord dat u groot onrecht is aangedaan’, begon Ben-Hazi.
‘Misschien kan ik u helpen.’
Moesafier voelde zich vereerd met het bezoek van Ben-Hazi. De rechter stond hoog in acht bij de stedelingen. Hij nodigde de rechter binnen en zei:
‘Edelachtbare, ik ben blij dat u er bent. Vindt u ook niet dat recht voor één, recht voor allen moet gelden? Het kan toch niet zo zijn dat de ene mens honderd kamelen heeft en de ander slechts tien.’
‘Inderdaad’, antwoordde Ben-Hazi. ‘Ik ben ook blij een man te ontmoeten die dat inziet.’
Moesafier hamerde nog een tijdje op die honderd kamelen van Suleiman, zijn prachtige huis en die mooie plantentuin. Waarom had hij zoveel? Het kon toch niet dat hij zelf maar tien lastdieren had en een gewoon huis. Op zijn erf groeiden alleen maar wat woestijnrozen.
Suleiman zou zijn kamelen eerlijk met hem moeten delen. Dan pas zou je van rechtvaardigheid op deze wereld kunnen spreken.
‘Ja, ja’, antwoordde Ben-Hazi. ‘Ik merk dat u de rechtvaardigheid liefhebt als het licht van uw ogen.’
Moesafier glom van trots. Hij hoorde de spot niet in de toon van de rechter. ‘Wel dan’, ging Ben Hazi verder. ‘U kent Hamid toch, die net buiten de stad langs het bergpad woont?’
Moesafier knikte. Zeker kende hij Hamid. De man had van weggegooide planken een krot gebouwd, waar hij nauwelijks kon wonen met zijn vrouw en zes kinderen. Op het stukje land bij het krotje wilde niets groeien. De grond was droog en vol stenen. Zijn twee kamelen waren oude, broodmagere dieren.
Ze waren afgedankt door iemand die de dieren niet meer de moeite van het verzorgen waard vond. Ze konden weinig vracht dragen en ze gaven zo weinig haar, dat scheren niets opleverde.
Ben-Hazi ging verder. ‘U vindt het zeker ook onrechtvaardig dat hij zoveel minder heeft dan u. Laten wij straks naar hem toegaan. Dan kunt u vier van uw kamelen aan hem afstaan. Het is niet goed dat Suleiman tienmaal zoveel kamelen heeft als u, maar het is ook niet eerlijk dat u er vijfmaal zoveel heeft als Hamid.’