Les 14 Hoop doet leven
Er was eens een ezel die zijn hele leven trouw had gewerkt op een boerderij.
Zakken veevoer, mest, balen hooi, hij had het allemaal gedragen. Maar zijn rug was oud geworden en deed zeer. Hij kon nog maar de helft dragen van wat hij gewend was. De lange afstanden lukten alleen nog met veel rustpauzes.
De boer stoorde zich steeds meer hieraan.
‘Je bent niets meer waard, oude ezel’, riep hij. ‘Als het zo doorgaat laat ik je afmaken! Dat levert me zeker wat geld op.’
De ezel balkte teleurgesteld en boos. Was dat zijn dank voor al die jaren hard werken? Hij besloot weg te lopen van de boerderij en naar de stad te gaan.
De laatste keer dat hij daar met de boer was, had hij een straatmuzikant gezien. Die zong en speelde zo mooi, dat eenieder daar vrolijk van werd. Dat was wat hij wilde: leven en blijdschap. Hij bedacht dat hij ook straatmuzikant kon worden. Dan zou hij van stad tot stad trekken. Hij zou geen honger lijden, want hij kon grazen langs de weg of malse blaadjes eten in het bos. Als hij moe was, kon hij gewoon gaan liggen op een beschut plekje.
De ezel stond de volgende morgen heel vroeg op. Het was nog pikdonker op de boerderij. Hij liep stilletjes de stal uit. Tot zijn verbazing zag hij de oudste haan van de boerderij buiten. Deze kraaide alleen 's middags, want de jongere hanen van de buren deden het vroege kraaiwerk.
‘Vandaag ben je vroeg op, haan’, zei de ezel.
‘Ja, ik heb gehoord dat je vandaag wegloopt’, antwoordde de haan.
‘Ik kom met je mee, als je dat goed vindt. Gisteren zei de boerenvrouw, dat ik alleen nog goed ben voor de soep.’
‘O, dat meent ze, haantje. Laten we ons vlug uit de voeten maken. Ik ben blij dat ik een reisgezel heb’, zei de ezel.
Zo vlug ze konden, verlieten ze de boerderij. Tot de middag merkte niemand dat ze er niet waren. Pas toen de boer zakken veevoer moest versjouwen naar de schuur, dacht hij aan de ezel. Die was niet in de stal en ook niet in de weide.