Mursodo huilde en ging zijn dode hond ophalen. Het kadaver nam hij mee en begroef het naast zijn hutje. Op het graf zette hij een bamboestokje.
Het duurde niet lang of de bamboe begon te groeien.
Op een middag hoorde Mursodo zijn hond zachtjes janken. Hij hoorde de volgende woorden: ‘Baas, ik berust erin dat ik dood ben. Ik zal u echter niet vergeten. Als u iets tekortkomt, het geeft niet wat, hoeft u zich geen zorgen te maken. Leg onder de bamboestok, die u geplant heeft, een witte, katoenen lap en roep me aan. Ik zal u dan de helpende hand bieden.’
Mursodo was diep ontroerd. De volgende morgen legde hij een witte lap katoen onder de bamboe en vroeg de hond om wat geld voor nieuwe gereedschappen. Een windvlaag ruiste door de bamboe. Toen Mursodo de lap openvouwde, zag hij dat er geld in zat. Mursodo bedankte de hond.
Hij ging voor de deur van zijn hutje zitten om het geld te tellen.
Toevallig kwam Mursahit langs. Verbaasd keek hij toe.
‘Broertje, hoe kom je aan zoveel geld?’
Mursodo vertelde zijn broer dat hij onder de bamboeplant de hond had aangeroepen. Begerig zei Mursahit: ‘Wel, dat wil ik ook proberen.’
Hij ging naar huis en kwam even later terug met een witte, katoenen lap.
Hij legde deze onder de bamboe en begon de hond aan te roepen.
De wind bewoog de bamboe. Vol verwachting zag Mursahit dat de lap opbolde Maar toen hij de lap openvouwde, was die niet vol met geld, maar met hondenpoep. Mursahit was zo kwaad, dat hij de bamboe omver kapte.
Hij gooide hem op de afvalhoop.
Mursodo zag dat alles gebeuren en had verdriet. Toen Mursahit weg was, raapte hij de bamboe op en maakte er een visfuik mee. Elke middag plaatste Mursodo de fuik in het irrigatiekanaal van zijn sawa.
Elke dag zat die vol met vissen. Er ging geen dag voorbij of Mursodo verkocht vissen.
Mursahit hoorde dat zijn broertje grote vissen spotgoedkoop verkocht.
Hij ging langs en zag inderdaad de vissen liggen.
‘Die vang ik elke dag met deze fuik’, zei Mursodo.
Mursahit vroeg toen de fuik te leen.