Het koninglyk Neder-Hoog-Duitsch en Hoog-Neder-Duitsch dictionnaire

Erste deel

[fol. a1r]

Voor-rede aan den, uytlandsche Taalen-minnenden neder-duitschen Leezer.
Vor-rede an den, ausländischer Sprachen beflissenen hoch-teutschen Leser.

DE Verscheidenheit der menschelyke Taalen aangaande, vind men in de Heil. Schriftuur twee groote, zeer aanmerklyke Werken des HEeren; te weeten: de Verwarring der Taalen in 't oude; en de Uytstorting van de zelve, in 't nieuwe Testament. Het een, was een Werk van zyne Gerechtigheit, van zyn Toorn-, Vloek-, en Straf-gerecht over een groote Zwerm van stoute, en tegen GOd zelven opgestaan zynde Kinderen der Menschen, na de algemeene Zond-vloet, by dien Toren-bouw te Babel ^a; maar 't andere was een Werk van zyn oneindelyke Barmhertigheit, Liefde, en Genade in JEsu Christo, na zyne triompheerende Hemel-vaart, omtrent een klein Hoopje van geloovige Zielen. ^b Het eerste gebeurde, om den Hoogmoed van dit godloos Volk te stuiten, om ze van malkanderen te verdeelen, en door de vier Einden der Wereld te verstrooien; 't andere, in 't tegendeel, was, om de Harten der Apostelen, en de Leer-jongeren JEsu in broederlyke Liefde te vereenigen, om ze met de Kracht uyt de Hoogte aan te doen, met de Gave de Weelspreekendheit in alle uytlandsche Taalen te vervullen, en aldus door de Predicacie van 't Evangelium, uyt alderhande Volkeren een Christelyke Kerk te vergaderen; zo dat by deeze beide groote Geschiedenissen, de Almagtige GOd den Menschen de Kunde van verscheide Taalen, d'eene, op dat ze malkanderen verstonden; en d'andere,

DIe Verschiedenheit menschlicher Sprachen betreffend, befinden sich in Heil. Schrifft zwey grosse, sehr merckwürdige Wercke des HErrn; nemlich: der Sprachen Verwirrung, im alten; und der Sprachen Ausgiessung, oder Eingiessung im neuen Testament.^a. Das eine war ein Werck seiner Gerechtigkeit, seines Zorns, Fluch-, und Straf-Gerichts über einen ungeheuren Schwarm, sich wider GOTT selbsten aufgelehnt habenden Kinderen der Menschen, nach der allgemeinen Sünd-flut, bey dem Thurn-bau zu Babel ^b; das andere aber, war hingegen ein Werck seiner unendlichen Barmhertzigkeit, Liebe, und Gnade in JEsu Christo, nach Dessen triumphirender Himmelfahrt, über ein kleines Häufflein gläubiger Seelen. ^c Das erste geschahe, den Hochmut selbigen gottlosen Volcks zu stürtzen, sie zu zertrennen, und in alle vier Ende der Welt zu zerstreuen; das andere hingegen, um die Hertzen der Apostelen und Jüngeren JEsu in brüderlicher Liebe zu vereinigen, sie mit der Krafft aus der Höhe anzuthun, mit der Gabe der Beredsamkeit in allen fremden Sprachen zu erfüllen, und durch die Predigt des Evangelii aus allerley Völckeren, die Kirche, oder Christliche Gemeine zu versammelen; also daß bey diesen zweyen grossen Begebenheiten der All-

a Gen. X, XI, &c.

b Act. II.

a Linguarum Confusio, & Linguarum Effusio, seu Infusio.

b Gen. X. XI, &c.

c Act. II.

[fol. a1v]

op dat ze malkanderen verstonden, onmiddelbaar, en door een Wonder-daad heeft ingegeeven.

mächtige GOtt denen Menschen die Wisschaft unterschiedlicher Sprachen, jenen zwar, damit sie einander nicht verstünden; diesen aber, damit sie einander verstünden, unmittelbar, und durch ein Wunder-werck eingegeben hat.

Maar, naardien wy dagelyks ondervinden; eens Deels, dat de Straf van de Taalen-verwarring noch tot op deezen Dag aan 't menschelyk Geslagt vast is; en dat de Menschen, al is 't, dat ze boven alle Schepzels, niet alleen vernuftig, maar ook gezellig geschapen; en hen daar benevens een zo driftige Begeerde aangeschapen is, elkanderen te verstaan, dat eene veel liever gansch alleen; of enkelyk met zynen Hond zoude willen leeven, dan met een Mensch, wiens Spraak hy niet verstaat; en, in 't tegendeel, hem niets bevalligers kan wedervaaren, als iemant t' ontmoeten, met wien hy spreeken, en gemeenzaam konne verkeeren; maar, 's anderen Deels, dat wy in de Heil. Schrift geene Belofte vinden, dat de HEere besloten hebbe, met de Uytstorting der uytlandsche Taalen over de Vroomen; wil niet zeggen, over alle Menschen, voort te gaan; zo moeten wy dankbaarlyk erkennen, dat de ordentlyke Kunst-middelen, vreemde Taalen te leerenen, te weeten, de wel gestelde Grammatiken, goede, phraseologyke Woorden, en diergelyke Boeken, een byzondere Bestiering GOds, en een Uytvloet van zyne Barmhertigheit weezen moet, waar door een Mensch niet alleen die Gronden van zyn Moeders-taal; maar zelf de gene van uytlandsche Nacien gerustelyk tot zynent zittende, bevatten kan, waar hy nooit een Mensch van gezien; veel minder hun Land bewandelt heeft, noch ooit bewandelen zal; ja, dat noch meer is, de Taal, of Taalen van zekere Volkeren, die al uyt zyn, die men in geen Land meer spreekt, en die, zedert eenige duizend Jaren met Stomp en Steel zyn uytgerooeit; waaruyt onder anderen klaarlyk blykt, hoe zeer wel, de rechte Meesters, de GOd bezonders beroepen, en bequaam gemaakt heeft, hiertoe rechtschape Boeken, voornamelyk, Woorden-, en Spreek-vvyzen-Boeken aan den Dag te brengen, en daardoor, tot den Kerk-, en Staats-bouw, de Grond-vesten te leggen, zich om 't gemeene Best verdient maaken, al is 't, dat zulke Mannen heden dags, van de ondankbaar-, en liefde-looze Wereld, zeer slechte Beloo-

Demnach wir nun täglich erfahren: eines Theils, daß die Strafe der Sprachen-verwirrung noch bis auf diese Stunde ob dem menschlichen Geslecht hafte; und daß die Menschen, ob sie schon vor allen Geschöpfen nicht nur vernünftig; sondern auch gesellig erschaffen, auch ihnen darneben eine so heftige Begierde einander zu verstehen, anerschaffen worden, daß einer viel lieber gantz allein; ja nur mit seinem Hunde leben möchte, als mit einem Menschen, wessen Sprach er nicht verstehe; hingegen aber ihm nichts angenehmers widerfahren kan, als jemand anzutreffen, mit deme er reden, und gemeinsamlich umgehen könne; anderen Theils aber, daß wir in Heil. Schrift keine Verheissung finden, daß der HERR, mit Ausgiessung ausländischer Sprachen über die Frommen, will geschweigen, über alle Menschen fortzufahren beschlossen habe; als müssen wir danckbarlich erkennen, daß die ordentliche Kunst-mittel fremde Sprachen zu erlernen, als da seynd, die wol eingerichtete Grammatiken, gute, phraseologische Dictionarien, und dergleichen Bücher, eine sonderbare Verordnung GOttes, und ein ein Ausfluß seiner Barmhertzigkeit seyn müsse, wodurch ein Mensch nicht nur die Gründe seiner Mutter-sprach; sonderen auch, ausländischer Nationen ihre, geruhig zu Hause sitzend, erlernen kan, von welcher er vielleicht nie einen Menschen gesehen, auch derer Land nie bewandert hat, noch bewandern wird; ja, auch so gar die Sprach, oder Sprachen der Völcker so vergangen, die man in keinem Lande mehr redt; sondern schon vor etlichen tausend Jahren mit Stumpf und Stiel ausgerottet seynd; Woraus unter andern, klärlich erhellet, wie wol, die Lehr-meistere, welche GOtt besonders beruffen, und tüchtig gemacht hat, dergleichen schöne Bücher, vornemlich Wörter-, und Red-arten-bücher, ans Licht zu bringen, und dardurch zum Kirchen-, und zum Staats-gebäu die Grund-festen zu legen, sich um das gemeine Wesen verdient machen; ob wol solche Männer, heut zu Tage, von der undanck-

[fol. a2r]

nig hebben te verwachten; ja wel in 't tegendeel veracht, en als arme Bloeders in eenen Hoek gedouwt worden.	bar-, und lieblosen Welt sehr schlechte Belohnung zu gewarten; ja hingegen verachtet, und in einen Winckel gestossen werden.
Nu, waarde Leezer, heb ik my ook al, zonder ydele Roem, naar dat, my aanbetrouwd Pondtje, GOd ten Eeren, en mynen Naasten ten besten, bykans vyftig Jaren niet alleen, tot Opstelling van rechtschape Italiaansche, Fransse, Spaansche, Hoog-duitsche &c. Grammatiken, en Woorden- en diergelyken, overal gepreezen-, en zeer wel opgenomene Boeken, voor onze Hoog-duitschers; maar ook tot Onderwyzing van veel duizend Schoolieren beider Geslachten getrouwelyk laaten gebruiken; vermeende ook, 't zoude den hemelschen Vader, na dat ik myn Grand-Dictionnaire Roïal, Radical, Etymologique, Sinonymique, Phraseologique, & Sintactique, Franҫois-Allemand, & Allemand-Franҫois in V. Tom. In Fol. door zyn Wonder-hulpe, drie of vier Jaren geleden, ten einde gebragt, my, nu eens, als hoog-bejaarden, en vry wat lang hier beneden in Ballingschap omdwaalenden Verdreeveling in Vrede t' huis brengen; maar 't heeft Hem allergenadigst behaagt, mynen hoogen Ouderdom als eenes Arents te vernieuwen, my met Goedertierenheit, ende Barmhertigheden, wil zeggen, met Lichaams-, en Zielen-gezondheit te kroonen ^d; ja, Hy heeft my ook den Moed doen vatten, het Net van myn moeielyk Beroep, op zyn Woord noch eens uyt te werpen, dat is, de Opstelling van een, tot noch toe, nooit te Voorschyn gekoomen Neder-, Hoog-, en Hoog-Neder-duitsch-Woorden- en Spreek-wyzen Boek voor beide Nacien te onderneemen, en met zyn Bystant uyt te voeren.	Nun hab auch ich, Hoch-wehrter Leser, ohne eitelen Ruhm, nach dem, mir anvertrauten Pfündlein, GOtt zu Ehren, und meinem Nächsten zum Besten, nunmehr bey die fünftzig Jahr lang, mich nicht allein, zur Aufstellung rechtschaffener Italiänischen, Frantzösischen, Hispanischen, Hochteutschen Grammatiken, Dictionarien, und dergleichen, aller Orten sehr gepriesenen Bücheren für unsere Hoch-teutschen; sondern auch zur Unterweisung vieler tausend Scholaren beides Geschlechts brauchen lassen; vermeinte auch, es würde der Himmlische Vater, bald nach dem, durch seine Wunder-hülfe, vor drey oder vier Jahren, völlig zum Stande gebrachten Grand-Dictionaire Roial, Radical, Etymologique, Sinonymique, Phraseologique, & Sintactique, Franҫois-Allemand; & Allemand-Franҫois, in V. Tom. in. fol., mich, als nunmehr abgelebten, und schon so lang hiernieden exulirenden Fremdling, in Frieden heimfahren lassen; es hat Ihm aber allergnädigst beliebt, mein hohes Alter, wie eines Adlers, gleichsam zu verjüngeren, mit Güte, und Barmhertzigkeit, will sagen, mit Leibs-, und Seelen-gesundheit zu krönen ^a; ja, Er hat mir den Mut gegeben, das Netz meines mühsamen Beruffs noch einmal, auf sein Wort auszuwerffen, das ist, die Aufstellung eines, noch nie heraus gekommenen Nider-Hoch-, und Hoch-Nider-teutschen Dictionarii Phraseologici, &c. für beyde Nationen, zu unternehmen, und mit seinem Beystand auszuführen.
Maar ik houd 't hier ten Ingang, niet noodig, de Voortreffelykheden van deeze twee, met elkander zo na verzusterde Grond-Taalen uyt te stryken, noch de Voordeelen van beide wyd-loopig op te haalen; om dat ik 't alreeds in de Voor-rede van onze Hollandsche Grammatica &c. en elders gedaan heb.	Ich halte es aber hier zum Eingang für unnöhtig, die Vortrefflichkeiten dieser zwoen so genau verschwesterten Grund-Sprachen hervor zustreichen, noch die Nutzbarkeit sie allebeyde zu können, weitläufig darzuthun, allermassen dieses bereits in der Vor-rede unserer Holländischen Grammatica, und anderswo gethan habe.
Ik schryde dan voort tot de Verklaaring van 't gen, in dit Werk van my voor anderen is gedaan; en 't gen de Lief-hebbers van deeze twee deftige Taalen, rakende 't wetige Gebruik van 't zelve, hebben waar te neemen:	Ich schreite demnach fort zur Erklärung dessen, was in diesem Werck von mir, vor anderen, ist praestirt worden, und was die, dieser schönen Sprachen beflissene bey dessen richtigen Gebrauch haben in acht zu nehmen:

d Psalm. CIII.

a Psalm. 103.

[fol. a2v]

Ten eersten. Dat dit Woorden-boek, in 't gemeen te spreeken, alle zuivere, zo wel Neder- en Hoog-; als ook Hoog- en Neder-duitsche Woorden, en de hoofd-zaakelykste Spreek-wyzen van de zelve bevatte, die in de algemeene Ommegang met alderhande eerlyke Luiden, niet maar slechts tot Behoefte, en Gerief; maar ook, tot Verciering, en tot Boertery gebruikelyk zyn.	Erstlich, daß dieses Dictionarium, in genere zu reden, alle, und jede reine Nider- und Hoch-, wie auch Hoch-, und Nider-teutsche Wörter, und dero hauptsächlichste Redens-arten enthalte, die im allgemeinen Umgang mit allerhand ehrbaren Leuten, nicht nur zur Noht; sondern auch zur Zier, und zum Schertz gäng und gebe seynd.
Ten tweeden. Word 'er niet enkelyk de eige, en natuurlyke; maar ook de gefigureerd-, en verbloemde Betekening der Woorden rykelyk ingebragt.	Zweytens. Werden nicht nur der Wörter eigen-, und natürliche Bedeutungen; sondern auch dero figürlich-, oder verblümte reichlich eingebracht.
Ten derden. Zyn by de neder-duitsche Nomina (Noem-vvoorden) te vinden, hunne Geslachten, of ze Gen. masc., foem., neutr. zyn voornaamelyk, als ze 'er met de hoog-duitsche niet een paarig loopen; waarover Vid. onze Hollandsche Gramm. pag. 12. 13.	Drittens. Seynd bey denen niderteut. Nenn-wörteren zu finden, dero Geschlechte, ob sie gen. masc., foem. oder neutri seyen, zumalen, wo selbige mit unseren hochteut. nicht gleich gehen; worüber vid. unsere Holländische Gram. pag. 12. 13.
Nota. Als 'er by een neder-duitsch Nomen geen m., geen f., of n. staat; 't een Teken is, dat de Geslachten in beide Taalen overeen koomen.	Nota. Wo bey einem und andern Nomine dessen Geschlecht nicht mit m. f. oder n. bezeichnet, ists ein Zeichen, daß es in beyden Sprachen überein kommen.
Ten vierden. Noopende de hollandsche Woorden-spelling, of Recht-schryving, heb ik my meest aan de allerbeste, en, doorgaans van de uytmuntendste hollandsche Schryvers, als Mess. Sevel, Moonen Halma, en andere aangenome nieuwste Wyze gehouden, waarover Vid. onze Hollandsche Gramm. pag. 1. tot 10.	Viertens. Die holländische Orthographiam (Rechtschreibung) betreffende; hab ich mich an die allerbeste, und durchgehends von denen allerbewehrtesten modernen holländischen Scribenten; als von Messieurs Sevel, Moonen, Halma &c. angenommene neueste Schreib-weise gehalten, worüber Vid. unsere holländische Grammat. pag. 1. bis 10.
Ten vyfden. Worden 'er bykans tot elk Woord, van wat slag 't weezen mag, zyne Sinonyma, & Cognata (eenderlei-beduidende, en na-bestaande) bygevoegt, en word 'er de Leezer, of Opzoeker met een Vide heenen geweezen, op dat hy niet altoos aan 't een, of aan 't ander Woord gebonden zy; en, om daardoor niet alleen eenen noodigen Voorraat; maar ook allenskens eenen Overvloed op te doen.	Fünftens. Werden fast einem jeglichen Wort dessen Sinonyma & Cognata (gleich-deutende, und anverwandte) beygefüget; und der Nach-schläger mit einem Vid. dahin gewiesen, damit er nicht eben an dieses oder jenes Wort gebunden seye; und man sich deren dadurch nicht nur einen nöhtigen Vorrat; sondern auch allgemach eine Copiam (Menge) zulegen könne.
Ten sesden. Hebben wy goet gevonden, waar 't noodig, en voordeelig was, eenige grammatikalsche, en sintactyksche Aanmerkingen over beide Taalen, in te schikken.	Sechstens. Haben wir gut befunden, wo es nöhtig und nützlich ware, einige grammaticalische und sintactische Anmerkungen über beyde Sprachen einzuschalten.

Verdere noodige Vraagen, en Beantwoordingen, over de Methode (Leer-vvyze) en Gebruik van beide Woorden-boeken.
Fernere nöhtige Fragen, und Beantwortungen über die Methode (Lehr ordnung) und Gebrauch beyder Dictionarien.

I. Vraage. Nademal bekent is, dat deeze beide, de neder-, en hoog-duitsche Taalen, gelyk als ze alle beide Grond-taalen, alzo

I. Frage. Weilen bekannt, daß diese beide, die nider-, und hoch-teutsche Sprachen, gleich wie sie alle beide Grund-spra-

[fol. a3r]

ook by na gelyken Rykdom aan Woorden, en aan Spreek wyzen bezitten; zo valt de Vraage: of in deeze twee Woorden-boeken, alle Woorden van de zelven te vinden?	chen, also auch fast gleichen Reichtum an Wörtern, und an Red-arten besitzen; als ist die Frage: ob alle, und jede beider Sprachen Wörter in diesen Dictionariis zu finden?
Antwoord: Aangaande de Grond-, en andere Hoofd-woorden; als ook de, onder de Menschen in 't gemeen, schier dagelyks in Zwang gaande Afgeleide, en Gedobbelde; zal 'er, myns Weetens, wel geen van eenig Belang zyn uytgelaaten worden. Vide de Aanhangzels ten einde van 't Werk.	Antwort: Was die Stamm-, oder Grund-, und andere Haupt-wörter, und derselben, unter denen Menschen ins gemein fast täglich im Schwange gehende Derivata, und Composita betrifft, wird wol keines von Wichtigkeit, mit Wissen, ausgelassen worden seyn. Vid. den Anhang, am Ende des Wercks.
II. Vraage. Zo zyn 'er toch evenwel eenige Woorden uytgebleeven?	II. Frage. So seynd doch gleichwol einige Wörter ausgeblieben?
Antwoord: Alle, te weeten noodige, hier boven aangeduide Woorden van beide duitsche Taalen zyn 'er in te vinden; maar men heeft nochtans (doch zonder Nadeel van de, tot een rechtschapen, algemeen reden-ryk Woorden-boek vereischde Volmaaktheit) noodzaakelyk moeten buiten blyven laaten:	Antwort. Alle, zu wissen nöhtige, hieroben angedeutete Wörter beider teutschen Sprachen, werden darinnen befindlich seyn; man hat aber (jedoch ohne Nachtheil der, zu einem rechtschaffenen allgemeinen Phraseologischen Lexico erforderten Vollständigkeit) nohtwendig müssen aussen bleiben lassen:
(1) Die, de hooge Weetenschappen, it. tot alderhande, zo vrye, als Handswerks-konsten, en Neeringen bezonderlyk toekomende, eige Konst-bewoordingen (Termini technici) als ook hunne verscheide Maakzels of Manufacturen zelve; en dat zo wel, van wegen haare onbeschryvelyke Menigte, en ze alle gaar na te vorschen Onmogelykheit; als ook, om dat 't onnoodig is, dat elk een ze alle weete; nademaal ze den genen, die 'er hun Werk van maaken, lichtelyk door de Oeffening konnen bekent worden; 't zullen 'er nochtans de gemeenste in te vinden zyn.	(1.) Die, denen hohen Wissenschaften, it. allerhand, so freyen, als Hand-wercks-künsten, und Gewerben eigene Wörter, und so genannte Termini Artis, oder technici; wie auch, dero Gemäche, und Manufacturen selbsten; und das, theils wegen deren unbeschreiblicher Menge, und sie, alle zu erforschen Unmögligkeit; theils, wegen ihrer, einem jeden zu wissen Unnöhtigkeit; weilen sie, solchen Professionen zugethanen, it. Handels-leuten sonsten bekannt seynd, oder leichtlich bekannt werden können; jedoch werden die gemeineste meistens anzutreffen seyn.
(2) De, al te hoog figureerd-, of verbeelde Woorden, de welke schier nooit in de ongebonde Prosa; maar enkel in Rym-dicht, in Romaan-, en in Treur-spel-styl gebruikt, en uyt geen Woorden-boek gehaalt worden.	(2.) Die, allzu hoch figurirte, als welche fast nie in ungebundener Prosa; sondern nur in Reim-gedichten, und in poetischen, romanischen-, und Tragoedien-stylo üblich, und aus keinem Dictionario zu erlernen seynd.
(3) By na alle Nomina propria (eige Naamen) der Menschen, der vreemde, by ons in Europa meests onbekender Dieren, Visschen, Vogelen, Kruiden, Droghen &c. it. der vreemden Landen, Rivieren, Bergen, Steden &c. deels, om dat ze tot een algemeen Woorden-boek niet behooren, noch elk een te weeten noodig, deels ook, van wegen haare afgrysselyke Menigte.	(3.) Fast alle Nom. propria (eigene Namen) der Menschen, der fremden, bey uns in Europa meistens unbekannten Thiere, Fische, Vögel, Kräuter, Materialien &c. it. der fremden Länder, Flüsse, Berge, Städte &c. theils, weilen sie zu einem allgemeneinen Dictionario eben nicht gehören; auch allen und jeden zu wissen unnöthig; theils wegen ihrer entsetzlichen Menge.
(4) Alle fransse, italiaansche, latynsche &c. Woorden, de welke men, naar de he-	(4) Alle frantzösisch-, italiänisch-, latinische &c. Wörter, welche man, nach der

[fol. a3v]

dendagsche Weereld-zwier, plegt de verhoog-, of te vernederduitschen, en onder de Moeder-taal te mengen; maar op wat Manier men zodanige, als 't belieft, naar de rechte Analogia konne formeeren, Vid. in onze holland. Gramm. pag. 96. &c.	heutigen Welt-mode zu verhoch-, oder zuverniderteutschen, und unter die Mutter-sprach zu mischen pflegt; auf was Weise aber, man solche, wann man will, zumalen auf niderteutsch, nach richtiger Analogie könne formiren, Vid. in unserer holländischen Gramm. pag. 96. &c.
(5) Heb ik 'er niet zonder Reden, laaten uytblyven, alle vuile, guitachtige, vroome Harten ergerende, ontuchtige Inbeeldingen en Gelusten verwekkende Woorden, en Spreek-wyzen.	(5.) Habe ich nicht ohne Ursach ausbleiben lassen, alle garstige, canailleuse, fromme Hertzen ärgerende, und unzüchtige Einbildungen und Begirden erregende Worte, und Reden.
III. Vraage. Hebben ook noch verder eenige Woorden moeten buiten blyven?	III. Frage. Haben auch noch ferner einige Worte aussen bleiben müssen?
Antvvoord: De Woorden zelven belangende, zyn 'er geene andere uytgebleeven; maar wel de Accidentia (Toevalligheden) van de zelve; te weeten, de Motio Generum (Geslacht-verandering) de Pluralisatio ('t meervoudig Getal) de Comparatio (Vergelyk-vorming) de Diminutio (Verklein-, of Vermindering) de Participia act. & passiva (Deel hebbende) eenige Nom. Verbalia, it. Collectiva, zeer veel overtollige, en onnoodige Nomina composita, & decomposita die men noch maaken en formeeren konde; nademaal men alle deeze, tot Bevatting van een Taal hoog-noodige Stukken uyt de Grammatica (waar ze eigentlyk t'huis hooren) moet geleert hebben, of, noch zoeken te leeren, Vid. onze hollandsche Grammat. van pag. 11. tot pag. 47. it. pag. 57. 61. it. van pag. 90. tot het einde.	Antwort: Die Worte selbst belangend, seynd keine andere ausgeblieben; aber wol einige Accidentia (Zufälligkeiten) deroselbigen, nemlich die Motio Generum (Geschlechts-verwandelung der Nominum,) die Pluralisatio (dero Zahl-mehrung,) die Comparatio &c. (Vergleich-, und Steigerung,) die Diminutio (Verkleinerung,) einige Particip. act. und passiva (theil-habende,) einige Nom. Verbalia, it. Collectiva; und endlich, viel überflüssig- und unnöhtige Nomin. compos. und decomposita, die man noch formiren könte; sintemal man alle diese, zur Erlernung einer Sprache, hoch nöhtige Stücke aus der Grammatica (wohin sie eigentlich gehören,) gelernt haben; oder noch zu erlernen trachten muß. Vid. unsere holländ. Gramm. von pag. 11. bis pag. 47. it. pag. 57 & 61. it. von pag. 90. bis ans Ende.
IV. Vraag. Maar hoe heeft men 't in deeze beide duitsche Woorden-boeken omtrent de Stelling der Woorden gehouden? Staan ze'er allegaar (van wat Slag, of Beduiding ze mogen zyn) juist, en stiptelyk naar de Letters, en Letter-greepen van 't Abecé onder malkanderen; gelyk ze van de gemeene Woorden-boek-smids pleegen gestelt te worden?	IV. Frage. Wie hat mans aber in dieser beiden teutschen Sprachen Dictionarien mit der Stellung der Wörter gehalten? stehen sie auch alle (von was Gattung und Bedeutung sie seyn mögen) just, und praecis nach denen Buchstaben, und Sylben des a, b, c, &c. untereinander, wie sie von denen gemeinen Wörter-bücher-schmiden pflegen gestellt zu werden?
Antwoord: Om hier op te antwoorden, moet ik herhaalen 't gen ik in de Voor-reden van alle myne Woorden-boeken zo nadrukkelyk beweezen, en ingescherpt heb; te weeten, dat een rechtschapen Woorden-boek niet enkelyk, een Op-, of Na-slag; maar ook, ja vry hoofd-zaakelyk een Leer-, en Studeer-boek van een Taal moet weezen; en dat een verstandigen Woorden-boek-opsteller, zoû hy anders de Nuttigheden van 't zelve (waaronder 't Opslaan, en Vinden van de gezoekde Woorden voor de	Antwort. Hierauf zu antworten, muß ich wiederholen, was ich in denen Vor-reden aller meiner herausgegebenen Lexicorum so nachdrücklich bewiesen, und eingeschärft hab, nemlich, daß ein rechtschaffenes Dictionarium nicht nur schlechter Dinge, ein Auf-schlag-; sondern, und zwar hauptsächlich, ein Lern-, und Studir-buch einer Sprache seyn müsse; und daß ein verständiger Dictionarien-schreiber, soll er anders dessen Nutzen (worunter die Aufschlag-, und Antreffung des auf-

[fol. a4r]

minste te rekenen) behaalen, zich niet zo stiptelyk aan de scherpe Letter-ry van 't Abecé moet binden, gelyk die, niet beter Weetende doorgaans te doen gewent zyn.	gesuchten Worts für den geringsten zu rechnen) erhalten, sich an die strenge Ordnung des a, b, c, so genau nicht binden müsse, wie die, es nicht besser Wissende durchgehends zu thun pflegen.
V. Vraage. Hoe word 't dan, in dit Woorden-boek, met den Rang, of Ry-stelling der Woorden gehouden?	V. Frage. Wie wirds den, in diesem Dictionario, mit der Ordnung der Wörter gehalten?
Antwoord: De Stamm-, Grond-, en Hoofd-woorden (de welke ik, op dat ze van de Afgeleide, en de T'zamengevoegde afsteeken, en dies te beter konnen angemerkt worden, met wat grovere Letters heb laaten drukken) gaan allegaar, mitsgaders al hun noodig Toebehoor, naar 't A.B.C. zonder 'er eenig nieuw Hoofd-woord onder te mengen, schoon dat, 't striktelyke Gevolge van 't zelve zulks vereischde.	Antwort. Die Stamm-, Grund-, und Haupt-wörter (welche ich, damit sie von denen Abgeleiteten und Gedoppelten abstechen, und desto besser mögen observirt werden, mit etwas gröberen Literen habe drucken lassen) gehen alle, samt aller ihrer nöhtigen Zugehör, nach dem a, b, c; ohne ein neues Haupt-wort darunter zu mischen, wann solches schon die strict alphabetische Ordnung erforderte.
VI. Vraage. Derf ik verzoeken, dit by een, of twee Voor-beelden te verklaaren?	VI. Frage. Darf ich bitten, dieses durch ein par Exempel zu erklären?
Antwoord: Wel ja: 't volgen, by Voorbeeld, na 't Hoofd-woord Heil, zo straks zyne Afgeleid-, en T'zamengevoegde, Heilloos, Heil-loosheit, Heilzaam, Heilzaamlyk &c. niet tegenstaande, dat, naar de scherpe Orden van 't A B C. 't nieuw Hoofd-woord Heilig, mitsgaders zyn Toebehoor: Heiligdom, Heiligen, Heiligheit, Heiliging, Heiliglyk, Heilig-maaken &c. noch voor Heil-loos &c. hadde staan zullen; item: Na het Hoofd-woord: Lang, volgen dadelyk: Lang-been, Lang duurig &c. Lang haairig &c. Lang moedig &c. Langst, Lang tong, Lang-werpig, Lang-wylig, Langzaam &c. al is 't, dat, naar de strikte Ry van 't A B C, 't nieuwe Hoofd-woord, Verb. Langen, (reiken &c.) noch voor Langhaairig &c. hadde zullen staan; en zo voorts.	Antwort: Ja: Es folgen, zum exempel, nach dem Haupt-wort: Heil, so gleich dessen Abgeleit-, und Gedoppelten: Heiland, Heil-los, Heil-losigkeit, Heilsam, Heilsamlich &c. ungeachtet, daß, der genauen A, b, c-ordnung nach, das neue Haupt-wort Heilig &c. mit samt seiner Zugehör, als: Heiliglich, Heiligkeit, Heiligen &c. Heiligung, Heiligthum &c, noch vor heil-los &c. hätte gesetzt werden sollen. Item. Nach dem Haupt-wort: Lang, folgen so gleich: Langbeinig, Länge, Längen, Länger, Lang-haarig &c. Lang-mütig &c. Lang-nase &c. Langsam &c. Längst, Lang-wirig, Lang-weil &c. ungeachtet, daß, nach scharffer A, b, c ordnung, das neue Haupt-wort: Langen (reichen &c.) noch vor Längen, Längeren &c. hätte stehen sollen; und so fortan
Ja, dat noch meer is, men heeft ook niet eens, in de, van een Hoofd-woord afkomende Spruit-woorden de nauwe Letter-orden gehouden; maar ze naar hunnen Slag, en naar dat 't Nom. Subst., of Adj. Adv. it. Verba, Participia, Verbalia &c. zyn, konst-schikkelyk onder malkander geplaatst; waar uyt klaarlyk blykt, dat ik myn Oogmerk meer op 't Voordeel der Studeerders van de Taale zelve; als op 't Gerief der Opzoekers van een Woord hebbe moeten zetten.	Ja, was noch mehr ist; man hat auch nicht einmal, in denen, von einem Haupt-wort Abgeleiteten die allzu genaue A, b, c-ordnung gehalten; sondern sie, nach ihrer Art; und nach dem es Nomina subst. oder adj., Adv., it. Verba, Participia, Verbalia &c. seynd, kunstmässig unter ordnet; woraus dann klärlich erhellet, daß ich mehr den Nutzen der Beflissenen der Sprache selbst; als die Bequemlichkeit der Aufschlägere eines Worts habe zum Zweck setzen müssen.
VII. Vraage. Maar, hoe zal de gene, wien het slechts, om dit, of dat Woord haastelyk aan te treffen te doen is, te rechte komen?	Frage. VII. Wie wird aber der jenige, deme es nur um dieses, oder jenes Wort geschwind anzutreffen, zu thun is, zu rechte kommen?

[fol. a4v]

Antwoord. Onder deeze zal, naar ik vermoede, niemant zo bot, en dom zyn, de welke, in dien hy 't een of 't ander afgeleid Woord (naardien de Hoofd-woorden, als gezeid, striktelyk naar 't Abecé gaan) niet juist naar de Ry van de Letters onmtmoet, zyne Oogen niet wat hooger op, of wat laager af konne slaan, om 't Gezoekde te vinden; want, waarom zoude men, alleenlyk om den stiptelyken Rang van de A, B, C-letters, tot Gemakkelykheit des Opzoekers niet 't minste te onderbreeken, de geheele Histoire, of 't Geslacht-register van een Grond, of Hoofd-woord versteeken, zyne T'zamen-schakeling verscheuren, en vervolgens, 't Geheugenis, en de gevatte Ideas (Beelden) van den Studeerder verstrooiende, hem van den, uyt deeze schoone Methode onfeilbaar te trekken hebbenden Voordeel berooven?	Antwort. Unter denselbigen wird vermutlich keiner so dumm seyn, welcher, wann er ein, oder ander abgeleitetes Wort (dann die Haupt-wörter gehen, wie gesagt, alle praecis nach dem a, b, c) nicht eben, nach der scharf-alphabetischen Ordnung antrifft, seine Augen nicht, entweder etwas höher hinauf; oder etwas tiefer hinab schlagen könne, um das Gesuchte zu finden; dann, warum solte man, nur bloß, um die scharfe Buch-staben-ordnung, dem Aufschläger zu gefallen, nicht das geringste zu unterbrechen, die gantze History, oder Geschlecht-register eines Grund- oder Haupt-worts verstecken, dessen Verknüpfung zerreissen, und folgends, das Gedächtnüs, und die gefasste Ideas des Studirenden zerstreuende, ihn des, aus dieser schönen Methode (Lehr ordnung) unfehlbar zu ziehen habenden Vorteils berauben?
VIII. Vraage. Is 'er, den Rang, of de Ry van de Woorden, en diergelyken aangaande, niet noch verder iets aan te merken?	VIII. Frage. Ist, die Ordnung der Wörter, und dergleichen betreffend, ferner nichts in acht zu nehmen?
Antwoord. Het is noch aan te merken:	Antwort. Es ist noch zu observiren:
(1.) Dat ik, de Druck-letteren van dit Woorden-boek belangende, den uytlandsche Taalen-minnenden ten besten, goet gevonden, de Stamm- of Hoofd-woorden met wat grovere, hunne Afgeleidte, en Gedobbelde met middel-matige, en de Phrases, of Spreek-wyzen met kleine Letteren te laaten zetten, op dat men 'er met Genoegte in studeeren, de Woorden recht onderscheiden, en teffens, zyne Oogen, en Gemoed aan deeze aangenaame Verandering konne vermaaken; want 't behaagt my de Wyze van die Woorden-boek-opstellers t'eenemaal niet, welke, het Voordeel van deeze Onderscheiding niet ziende, of om wat Papier en Druk loon te spaaren, alle Woorden, van wat Slag, Waarde of Onwaarde, ze mogen weezen, over eenen Kam scheeren, wil zeggen, met eenderlei, naauwelyks leesbaare Letterkens laaten drukken.	(1.) Daß ich, was die Schrift-literen dieses Dictionarii anbelangt, denen, fremder Sprachen beflissenen zum besten, für gut befunden, die Stamm-, und Haupt-wörter mit was gröberen, dero Abgeleitete, it. Gedoppelte, mit mitteren, und die Phrases oder Red-weisen mit kleinen Buchstaben setzen zu lassen, damit man mit Lust darinnen studiren, alle Wörter recht unterscheiden, und zugleich seine Augen, und Gemüt an dieser angenehmen Varietät ergötzen könne; so, daß mir gar nicht gefällt die Weise deren Wörter-buch-schreibere, welche, den grossen Vortheil dieser schönen Unterscheidung nicht verstehende, oder, um was Papier, und Drück-kosten zu sparen, alle Wörter, von was Gattung, Wehrt, und Unwehrt sie seyn mögen, über einen Kamm schären, will sagen, mit einerley, und das noch darzu mit klein-, und kaum leßbaren Literen drucken lassen.
Noch veel minder staat my aan, de Styl van de gene, welke die Woorden van een-paarige Letters, Klank, en Spelling; maar heel verscheide Beduidenissen hebbende, niet alleen vlak onder malkander, maar ook met gelyke Soort van Druk-letteren hebben laaten zetten; 't welk zekerlyk ook de Lands-luiden zelve; om hoe veel te meer, de	Noch viel weniger stehet mir die Weise der jenigen an, welche die, zwar einen gleichen Laut, aber eine gantz andere Deutung habende Wörter, nicht nur unter einander gesetzt; sondern auch mit einerley Gattung Buchstaben haben setzen lassen; welches, warhaftig auch so gar die Lands-leute, will geschweigen, die Aus-

[fol. b1r]

Uytlanders in Verwarring zet; maar in 't Tegendeel, als ze bezonder geplaatst; of door bezondere Letteren verscheiden zyn, een schoon Ligt, en Verstant der Woorden aanbrengt; dien volgens heb ik ze in beide Deelen; neerstiglyk afgescheiden by Voorbeeld:

länder in Verwirrung setzt; hingegen aber, wann sie durch besondere Stellung, oder besondere Literen geschieden werden, ein schönes Licht und Verstand der Wörter gibt; derowegen ich sie in beiden Theilen fleissig von einander geschieden habe, zum Exempel:

Baar (ten Draagen) van Baar (Golve)	Baar Bahr, Todten-bahr, von Baar Wasserwelle.
Deel (Gedeelte) van Deel (Plank)	Deel Theil, von Deel, Diele, Brett.
Hoop (Stapel &c,) van Hoop, of Hoope (Verwachting)	Hoop Hauffen, von Hoop, Hoope, Hoffnung.
Kraam (Winkel &c) van Kraam (Kind-baaren &c.)	Kraam Kram-bude (-laden,) von Kraam, Kind-bett, -geburt &c.
Licht (Helte) van Licht (niet zwaar)	Licht &c. Licht &c. von licht &c. leicht &c.
Lucht (Locht, it. Reuk &c) van Lucht (zeker vreed Dier)	Lucht Luft, c. von Lucht, Luchs &c.
Luiden (de Klok) van Luiden (Lieden, Lui)	Luiden leuten (die Glock,) von Luiden, Leute.
Maal (Maal-tyd &c.) van Maal (Reis it. Reis-koffer, -kist)	Maal Mahl, von Maal, mal. it. Reise-kist &c.
Net (ten Visschen) van net (zuiver, schoon, effen &c.)	Net Netz, Garn &c. von net, nett, sauber &c.
Ryk (eens Konings) van ryk (geldig, vermogend, bemiddelt &c.)	Ryk Reich, Königreich, von ryk, reich, begütert &c.
Schoot (Boezem) van Schoot (Scheut uyt een Bus)	Schoot Schoos, Busem, von Schoot, Schus &c.
Slag (gall. Coup. it. Bataille) van Slag (Soort gall. Espece &c.)	Slag Schlag, Streich, it. Schlacht &c. von Slag, Gattung, Sort &c.
Slof (traag, achteloos &c.) van Slof, Sloffen (oude Muilen)	Slof unachtsam, träg &c. von Slof, Sloffen, alte Pantöffel &c.
Spoor, Spooren (eens Ruiters) van Spoor (eens Wagens, it. Voet-stap)	Spoor Sporn, von Spoor, Spur, it. Spor, Geleis.
Staal (fyn Yzer) van Staal (Proef, Monster)	Staal Stahl, von Staal, Muster
Steenen (zuchten) van steenen (van Steen)	Steenen seuftzen, von Steenen, steineren.
Teeren (verteeren &c.) van teeren (met Teer bestryken)	Teeren zehren, von teeren, mit Tehr (Schiffpech) bestreichen.
Toon, Toonen (Luid, Klank) van Toon, Toonen &c. (aan Voeten it. van wyzen &c.)	Toon, Toonen laut, Klang, von Toon, Zähe an Füßen. it. von weisen.
Verlichten (Licht, Klaarheit geeven) van verlichten (licht, of ligt maaken)	Verlichten erleuchten, von verlichten, erleichteren.
Voornaam (vermaart) van Voor-naam (Doop-naam)	Voornaam vornehm, von Voor-naam, Vorname.
Waagen (avontuuren &c.) van waagen (gewagen, melden &c.)	Waagen wagen, von Waagen, melden &c.
Zelf (zelve &c.) van Zelf (Salie-kruid) en veel andere diergelyken.	Zelf selbst, von Zelf, Salben &c. (welches ich im Hoch-nider-teutschen Theil nicht weniger in acht genommen.)

(2) Dat, als het Afgeleiden van een Hoofd-woord, zyne Aanvang-letter veranderde; by Voor-beeld: van Mogen, Magt, Magtig &c. ik zomtyds den Opslager door een Vid. tot het Hoofd-vvord wyze, waaronder ze verhandeld werden, met Verzekering, dat 't Profyt, hem deeze dubbelde Moeite zal verzoeten, en vergelden.	(2) Daß, wann das Abgeleitete eines Haupt-worts seine Anfangs-sylbe veränderte, als zum Ex. von mögen, Macht, mächtig &c. ich zu weilen den Aufschläger mit einem Vid. zu ihrem Haupt-wort hinweise, unter welchem sie nacheinander verhandelt werden, mit Versicherung, daß der Nutzen, ihme diese doppelte Aufschlagmühe versüssen, und vergelten werde.
(3) Dat, om den Ongestudeerden het Opslaan te verlichten, ik de, in de neder-duitsche Spelling dikwils gebruik de Letter y, volgens de Ry, voor een dubbel ii neeme;	3.) Daß, um denen Unstudirten das Aufschlagen zu erleichteren, ich das, in niderländischer Orthographe sehr oft gebräuchliche y, der Buchstaben-ordnung

[fol. b1v]

alleenlyk, op dat hy zulke Woorden, noch voor de Silben met k-; en niet eerst na de gene van u-, of van w- opzoeke.	nach, für ein doppelt ii nehme; nur damit er solche Wörter noch vor den Sylben mit -k-; und nicht erst nach denen mit u-, oder mit w- aufsuche.
(4) Dat, als 'er onder een Hoofd-woord of heel geene; of niet genoegzaame Phrases te vinden, men 't zelve in den anderen Deel moet opslaan, en dit Gebrek uyt het een; of uit 't ander verhaalen.	(4.) Daß, wann unter einem Haupt-wort keine; oder nicht gnugsame Phrases zu finden, man selbiges in dem anderen Theil aufschlagen, und diesen Mangel entweder aus dem einen, oder aus dem anderen ersetzen müsse.
(5) Dat ik (hoewel men 't in 't gemeen niet doet; maar wel, van wegen de Duidelykheit zoude doen) de Nomina, en de Verba compos. met een Dwaars-streepje ( ) gescheiden heb; op dat men, zo wel de Gemeenschap; als ook den Onderscheid ^a van de zelve, dies te nadrukkelyker bevatte; nademaal dit Streepje den gedubbelden Woorden zulk een verheugend Licht aanbrengt, dat, waar 't uytblyft, en beide aan malkander gehecht werden 't niets dan Duisternis, Misverstant, en dikwils, belachelyke Twee-duidigheden baaren kan.	(5.) Daß ich (ob es schon sonsten nicht geschieht, doch, von wegen der Deutlichkeit geschehen solte) die Nomina, und Verba composita mit einem Quär-strichlein unterschieden, und nicht an einander geheft habe; damit man von beiden Wörteren die Gemeinschaft, und auch den Unterscheid derselben ^a desto nachdrücklicher begreiffe; allermassen dieses Strichlein denen gedoppelten Wörtern ein solches Licht gibt; daß, wo es ausbleibt, und beide zusammen gehefft werden, es nichts als Dunckelheit, Mis-verstand, und öfters lächerliche Zwey-deutigkeiten gebären kan.
IX. Vraage. Hoe heeft men 't met de Spreek wyzen (Phrases) van beide duitsche Taalen gehouden? heeft men 'er niet misschien te veel, of te weinig bygebragt?	IX. Frage. Wie hat man es aber, mit beider teutschen Sprachen Red-arten, oder Phrasibus gehalten: und seynd deren nicht vielleicht zu viel oder zu wenig beygebracht worden?
Antwoord: Het is allen, der lexicaalsche Dingen Verstandigen bekent, dat in een rechtschapen Woorden-boek, de Spreek-wyzen, dat is, 't eigentlyke Gebruik, en de rechte Toe-passing van elk Hoofd-woord, zo te zeggen, 'er de Ziel van; en dat, zonder de zelve, een ledig Woorden-register, niets dan een leef-loos Lichaam is; Nu, dat ik, by Opstelling van dit twee-voudig Woorden-boek van de beide onvergelyke duitsche Grond-taalen, de redelyke Middel-maat van Spreek-wyzen overschreeden; of dat ik 't met een Hoop al oude, beste-vaârsche, onguure, en vaatsche Woorden en Reden (als 'er van zulken Aart, of, om beter te spreeken, Onaart, veel voorhanden zyn) opgepropt zoude hebben; dat zal my niemant, als een groove Weet-niet, of een nydige Lasteraar durven nazeggen; In 't tegendeel bestaat myne, in dit Werk gebruikde Kunst, en Neerstigheid hoofdzaakelyk daarin, dat, by den onuytputtelyken Rykdom van Spreek wyzen beider Taalen, ik nochtans heb weeten te gee-	Antw. Es ist allen, der lexicalischen Sachen Verständigen bekannt, daß in einem rechtschaffenen Dictionario, die Phrases; daß ist, der eigentliche Gebrauch, und die rechte Application eines jeden Haupt-worts, so zu sagen, dessen Seele; und daß ein läres Wort-register ohne dieselbe, nur ein leb-loser Körper seye. Nun, daß ich, bey Aufstellung dieses zweyfachen Wörter-buchs beider unvergleichlichen teutschen Grund-sprachen, die gebürliche Mittel-maß in Phrasibus überschritten; oder, daß ich es mit einer Menge uralten, verlegenen, und abgeschmacken Wörteren, und Reden (wie deren von dieser Art, oder besser zu reden, Un-art, viele vorhanden) angefüllet habe; das wird mir niemand, dann ein grober Ignorant, oder ein neidischer Calumniant dürfen nachsagen; es bestehet, in Gegentheil, meine, disfalls gebrauchte Kunst und Industrie hauptsächlich darinnen, daß ich, bey unerschöpflichem Reichtum beider Sprachen Red-arten dennoch zu geben, und zu nehmen, einzu-

a Genus & Differentium; it. Subjectum & Praedicatum.

a Genus & differentiam, it. Subjectum & Praedicatum.

[fol. b2r]

ven, en te neemen, in te schikken, en uit te laaten; en tusschen Overvloed, en Gebrek, het Middel-punt zodaanig te treffen, dat den Lief-hebber zich 'er op mag verlaaten, dat alle de Spreek wyzen, die, als onnoodig buiten gebleeven, in beide duitsche Taalen overeen stemmen, en op eenpaarige Wyze konnen geformeert worden. Ik zeg: als onnoodig; want, zonder deeze Bescheidenheit te gebruiken, zouden deeze twee Boeken noch eens zo groot, en dik; en, by gevolg, noch eens zo duur gevallen zyn.	bringen, und auszulassen, und also das Mittel zwischen Uberfluß und Mangel dergestallt zu treffen gewust habe, daß der Liebhaber sich drauf zu verlassen hat, daß alle die Phrases, welche, als unnöhtig ausgeblieben, in beiden Sprachen übereinstimmen, und gleicher Weis können formirt werden; ich sage: als unnöhtig; dann, ohne diese Bescheidenheit zu gebrauchen, würden diese zwey Bücher allzu groß, und dick; und folgends noch ein mal so theuer worden seyn.
X. Vraage. Welker van beide duitsche Nacien ten Dienst heeft men dit eerste, te weeten, het Neder-, en Hoog-duitsch Woorden-boek opgestelt?	X. Frage. Welcher aus beiden teutschen Nationen zu dienen, hat man dieses Nider-Hoch-teutsche Dictionarium aufgestellt?
Antwoord: Het dient hoofd-zaakelyk, en voor, al den Hoog-duitschers, die de neder-duitsche Taal willen leeren; of die dezelve al konnen: den Leerenden, om 'er de neder-duitsche Hoofd- en andere Woorden, mitsgaders hunne Beduidingen, Toepassingen, wettige T'zamen-voegingen, en Spreek-wyzen (met Byhulp van myne hollandsche Grammatika, te onderzoeken; den Konnenden dient ze, om 't een of 't ander neder-duitsch Woord &c. dat hen lieden noch onbekent, of uytgevallen, of niet tebinnen wil; it. hunne Sinonyma (Gelyk-duidige) om iets te veranderen, 'er in op te zoeken.	Antw. Es dienet selbiges hauptsächlich denen Hoch-teutschen, welche die niderteutsche Sprach noch lernen; oder aber dieselbe bereits verstehen und können; denen Lernenden, um die nider-teutschen Wörter; wie auch dero Bedeutung-, Anwendung-, und regul-mässige Fügungen (mit Beyhülff meiner holländischen Grammatica) darinnen zu untersuchen; denen Könnenden dienet es, um ein, und ander nider teutsches Wort &c. so ihnen etwan noch unbekannt, oder ausgefallen, oder nicht beyfallen will; oder auch dessen Sinonyma, (Gleichdeutige) um etwas zu variiren, darinnen aufzusuchen.
XI. Vraage. Dient 't dan den Neder-duitschers niet?	XI. Frage. Dienet es dann denen Nider-teutschen nicht auch?
Antwoord: Het dient hen-lieden ook al nood-zaakelyk; in dien ze, de hoog-duitsche Taal niet verstaande, Zin hebben ze te leerenen; of ook al is 't dat ze hen bekent, 'er zomtyds na te slaan, hoe dat dit, of dat neder-duitsch Woord, of Spreek-wyze op hoog-duitsch vertaalt word; en dat is 't, waarom ik, om 't geheele neder-landsche Volk te behaagen, niet maar slechts den neder-duitschen Woorden; maar ook allen Spreek-wyzen van de zelve, doorgaans de hoog-duitsche Vertolking aangevoegt; van de welke Vertolking, als ik alleenlyk onze Lands-lieden hadde willen dienen, de grootste Deel hadde mogen uitblyven; nademaal bekent is, dat den Neder-landeren de hoog-duitsche Taal verstaan en spreeken te leeren, al vry wat zwaarder valt, als ons Hoog-duitschen de neder-duitsche; waardoor dan gebeurt is, dat den Neder- en	Antw. Es dienet ihnen ebenfalls nohtwendiglich, wann sie die hoch-teutsche Sprache nicht könnende, Lust haben dieselbe zu lernen; oder auch, wann sie dieselbe schon verstehen, um darinnen nachzuschlagen, wie dieses oder jenes nider-teutsche Wort, oder Redens-art auf hoch-teutsch gegeben, oder variirt werden; und dieses ist eben, warum ich, allem niderländischen Volck zu gefallen, nicht nur denen nider-teutschen Worten; sondern auch allen dero Phrasibus, durchgehends die hoch-teutschen Vertolmetschung angefügt, von welcher Vertolmetschung, wann ich nur unseren Hoch-teutschen hätte dienen wollen, wol über die Hälfte hätten ausbleiben mögen; allermassen bekannt, daß denen Niderländeren, unsere hochteutsche Sprach verstehen, und reden zu lernen, bey weiten schwerer ankommt, weder

[fol. b2v]

Hoog-duitschen Deel van dit Werk, tegen Vermoeden, wat dikker, en volgends ook wat duurder vallen moeten, als ik den eersten gemeent, en mynen Overslag gemaakt hadde.	uns Hoch-teutschen die nider teutsche; wodurch dann geschehen, daß der Nider-Hoch-teutsche Theil, wider Vermuten, auch was dicker, und folgends auch etwas theurer fallen müssen, als ich anfänglich vermeinet, und meinen Uberschlag gemacht hatte.
XII. Vraage. Welker, van beide duitsche Nacien ten Behoef, heeft men het andere, te weeten, 't Hoog- en Neder-duitsch Woord-boek opgestelt?	XII. Frage. Welcher aus beiden teutschen Nationen zu Dienst, hat man das andere, das ist, das Hoch-Nider-teutsche Dictionarium vornemlich aufgestellt?
Antwoord: Het dient voor al, den Neder duitschen (Hollanders) die de hoog-duitsche Taal leeren, of die ze alreeds konnen; den Eersten, om 'er de hoog duitsche Woorden, mitsgaders hunne Beduidingen, Toepassingen, Voegingen, it. Spreek-wyzen, met Byhulp van myne hoog-duitsche Grammatika, te onderzoeken; den Anderen, om 't een, of 't ander hoog-duitsch Woord, en anders (als boven gezeid) 'er in op te zoeken.	Antwort: Es dienet haupt-sächlich denen Nider-teutschen (Holländern) welche die hoch teutsche Sprache lernen; oder sie bereits können: jenen zwar, um die hoch-teutsche Wörter, wie auch dero Bedeutungen, Anwendungen, und Fügungen, it. Phrases, mit Beyhülffe meiner hoch-teutschen Grammatica, zu untersuchen; diesen aber, um ein, oder ander hoch-teutsch Wort, und anders (wie oben gemelt) darinnen nach zu schlagen.
XIII. Vraage. Kan het de Hoog-duitschen niet ook te passe komen?	XIII. Frage. Kan es denen Hoch-teutschen nicht auch nützlich seyn?
Antwoord: Voorzeker ja; 't is niet alleen nuttelyk; maar zelf, absoluit noodig allen Hoog-duitschen, die de neder-duitsche Taal willen leerenen, of die ze alreeds verstaan en konnen; den Eersten, om 'er in te studeeren, en neerstiglyk te onderzoeken, waar, en hoe verre de Woorden, en de Spreek-wyzen van beide Taalen overeen, of niet overeen komen; den Anderen, om 'er in op te slaan: hoe dit, of dat hoog-duitsch Woord, of Phrasis, die hen noch onbekent, of niet wil te binnen komen, op zyn neder duitsch moete, of konne vertaalt worden.	Antwort. Ja freylich: Es ist ihnen nicht nur nützlich; sondern auch absolutè nothwendig allen denen Hoch-teutschen, welche die nider-teutsche entweder wollen lernen; oder dieselbe bereits können; denen Ersten, um darinnen zu studiren, und mit Fleiß zu erforschen, wo und wie weit beider Sprachen Wörter, und Red-arten überein-, und nicht überein treffen; denen Anderen, um darinnen aufzuschlagen, wie dieses, oder jenes hochteutsche Wort, oder Phrasis, die ihnen noch unbekannt, oder nicht beyfallen will, auf nider-teutsch müsse, oder könne gegeben werden.
XIV. Vraag. Kan dit twee-voudig Woorden-boek, benevens d'algemeene, niet noch een byzondere Nuttigheit hebben?	XIV. Frage. Kan dieses zweyfache Dictionarium, nebst dem allgemeinen, nicht auch noch sonsten einen besonderen Nutzen haben?
Antwoord. Ja, 't! Het kan voortreffelyk dienen (1) onzen hoog-duitschen Geleerden, en Schryvers in hunne eige Taal; en Gelegenheit geeven, een, niet luttel Getal van neder-duitsche, een voor al, hollandsche Woorden, die voortyds in onze hoog-duitsche Taal in 't Gebruik geweest; maar door Verloop der Eeuwen in On-gebruik geraakt zyn, allensken, (naar de hoog-duitsche Analogie) te herstellen; gelyk eenige van onze deftigste Mannen alreede zeer loffelyk den Aanvang gemaakt hebben.	Antwort: Ja: Es kan vortrefflich dienen unstern hoch-teutschen Gelehrten, und Scribenten in ihrer eigenen Sprach; und Anlaß geben, eine nicht geringe Anzahl nider-teutscher, und zumalen holländischer Wörter, welche vor Alters in unserer hochteutschen Sprache üblich gewesen; aber durch Verlauff der Zeiten, in Unbrauch gerahten seynd, allgemach (nach teutscher Analogie,) zu herstellen; wie bereits etliche vortreffliche Männer gar löblich den Anfang gemacht haben.
Aangaande de hollandsche Schryvers,	Was aber die holländische Scriben-

[fol. b3r]

schoon 't schynt, dat hunne Moeder-taal de Invoering eeniger hoog duitsche Woorden in On-rym (Prosa) niet van doen heeft; heb ik nochtans dikwils aangemerkt, dat hunne vermaartste Dichters, in hunne geest-ryke hollandsche Gedichten, voornaamelyk den Hoog-Edelen Ridder Jacob Catz; het onvergelykelyke Geleerdheit-, en Christelyke Deugden beeld, de Wel-Edele Juffrou Anna Maria van Schurman, zaliger Eeren-gedachtenis, van Vondels, en andere, zomtyds Genoegen scheppen; en altemets ook Ryms-wegen benoodigt zyn, hoog-duitsche Woorden (doch naar de neder-duitsche Spellinge) te Hulp te roepen.	ten anbetrifft, ob schon es scheinet, daß ihre Mutter-sprach, der Einführung einiger hoch-teutschen Wörter, in prosa nicht vonnöhten habe; so hab ich doch öfters observirt, daß ihre berühmtesten Poeten, in ihren geistreichen holländischen Gedichten, vornemlich der Hoch-Edle Jacob Catz, Ritter; it. das unvergleichliche Gelehrtheit-, und christlicher Tugenden-bild, die Wol-Edle Fräulein Anna Maria van Schurman, seligsten Ehren-gedächtnüs, van den Vondel, und andere, zuweilen ein Belieben tragen; und zu Zeiten, des Reimens wegen, benöhtigt seynd, hochteutsche Worte (jedoch, wie gesagt, nach holländischer Sprach Analogie, und Orthographe) zu Hülffe zu ruffen.
Dus verre, van de Leer-wyze, Ry-stelling, Gebruik, en zonderbaare Nuttigheit van dit, door de Hulpe GOds ten einde gebragt Werk; maar, 't bevlytige zich een Christelyken Auteur noch zo neerstelyk, GOd, en zynen Mede-christen in der Liefde te dienen, en teffens, zyn Brood, en andere tydelyke Nooddurft, volgens den Bevel des Apostels ^a, wat goeds met zyne Handen, en Verstant werkende, te winnen; hy beyvere zich, zeg ik, noch eens zo zeer, zyn Werk op 't volkomenste op te maaken; zo zal hy 't nochtans der onerkennelyke Weereld, en den scheel-zienden Nydigaarts nooit recht gemaakt hebben; zy zullen 'er altoos wat aan te berispen, te beknibbelen, te haar-klieven, en te mugge-ziften vinden, naar het italiaansch Spreuk-woord:	So weit, von der Lehr-art, Ordnung, Gebrauch, und dem sonderbaren Nutzen dieses, mit GOttes Hülff zum Ende gebrachten Werckes; allein, es lasse sich ein christlicher Autor noch so emsig angelegen seyn, GOtt, und dem Mit-christen in der Liebe zu dienen, und mithin sein Brod, und andere zeitliche Nohturft, nach dem Befehl des Apostels ^a, was Gutes mit seinen Händen und Verstand arbeitende, zu verdienen; er beeifere sich, sage ich, noch so sehr, sein Werck aufs allervollkommenste aus zu arbeiten, so wird ers doch der unerkäntlichen Welt, und denen schälsichtigen Neideren nie recht gemacht haben; sie werden allezeit was daran zu tadelen, zu haar-klieben, und zu mucken sichten finden; nach dem Italiänischen Sprüch-wort:
Chi fà la Casa in piazza.	Chi fà la Casa in piazza.
La fà tropp' alta, ò troppo bassa!	La fà tropp' alta, ò troppo bassa!
De Hollanders zeggen:	Wir sagen:
Die timmert aan den Weeg,	Wer da bauet an der Strassen,
Die timmert te hoog, of te leeg!	Muß die Leute reden lassen!
Dit bekrachtigt zeer geschiktelyk een fransse Zeden-leeraar ^b als hy schryft: Il n'y a point d'Auteur, quelque bien qu'il écrive, qui puisse se flater d'une Approbation generale; la raison est, qu'il a à faire à trois sortes de Personnes, qui ne lui donneront point leurs Suffrages, savoir: les Ignorans, les Jaloux (Envieux) & les Critiques: les Premiers ne sont pas capables de juger	Dieses bekräftigt sehr fein, ein frantzösischer Sitten-lehrer ^b wann er schreibt: Il n'y a point d'Auteur, quelque bien qu'il écrive, qui puisse se flater d'une Approbation generale; la raison est, qu'il a à faire à trois sortes de personnes, qui ne lui donneront point leurs suffrages, savoir: les Ignorans, les Jaloux (Envieux) & les Critiques: les Premiers ne sont pas

a Ephes. IV. 28.

a Ephes. IV. v. 28.

b l'Abbé du Goussaut: Portrait d'un honnéte homme.

b l'Abbé du Goussaut. Portrait d'un honnéte Homme.

[fol. b3v]

de ses Oeuvres, parce qu' ils sont d'un Goût trop fin, ou trop relevé pour eux; la Jalousie des autres trouve à redire à tout; d'autant qu' elle leur met un Bandeau sur les yeux, & les empêche d'en reconnoitre la Beauté, & la Perfection; & quand méme ils en seroient convaincus dans leur ame; leur Envie ne leur permet pas de loüer, à leur desavantage un Ouvrage qui n'est sorti, ni de leurs bouches, ni de leurs mains &c. Enfin, l'humeur étrange des Derniers trouve à redire à tout; & le Stile des plus excellens Auteurs du tems ne leur est pas assez pur &c. Dat is: Daar is geen Auteur, hy schryve ook noch zo wel, die zich met een algemeene Goedkenning konne vleijen; om dat hy met driederly Slag van Menschen te doen heeft, die hem haare Toestemmingen niet zullen geeven: de Weet-nieten, de Nydigaarts, en de Knibbelaars: De Eersten zyn niet eens bequaam van zyne Schriften te oordeelen, om dat ze voor haar-lieden van al te fyne Smaak, en al te verheeven zyn; de Nydigheit van de Andere vind op alles wat te zeggen, overmits dat ze heur een Dekzel over de Oogen hangende, haar belet, 'er de Schoonheit, en de Volmaaktheit van te erkennen; en, al is 't, dat ze 'er van in haare Ziel overtuigt waaren; zo laat 't haare Nydigheit nochtans niet toe, tot haar Nadeel iets te pryzen, dat niet uyt haare Monden, noch uyt haare Handen is voortgekomen. Eindelyk den zeldzaamen Inborst van de Laatsten ontmoet Gebrek aan 't al; en is hen heden de Styl van de voortreffelykste Schryvers van deeze Tyd niet zuiver genoeg &c.	capables de juger de ses Oeuvres, parce qu' ils sont d'un Goût trop fin, ou trop relevé pour eux; la Jalousie des autres trouve à redire à tout; d'autant qu' elle leur met un bandeau sur les yeux, & les empêche d'en reconnoitre la Beauté, & la Perfection; & quand méme ils en seroient convaincus dans leur ame; leur Envie ne leur permet pas de loüer, à leur desavantage un Ouvrage qui n'est sorti ni de leurs bouches, ni de leurs mains &c. Enfin, l'humeur étrange des Derniers trouve à redire à tout; & le Stile des plus excellens Auteurs du tems ne leur est pas assez pur &c. das ist: Es schreibe einer noch so wol, so kan er sich auf die allgemeine Gutheissung keine Hoffnung machen; Ursach, weilen er mit dreyerley Gattungen von Menschen zu thun hat, welche ihm dieselbige nicht zustimmen werden: die Ignoranten, die Neider-, und die Splitter-richtere. Die Ersten seynd nicht einmal tüchtig von seinen Schriften zu urteilen, weil sie ihnen viel zu hoch sind. Den Andern henckt der Neid gleichsam eine Decke vor die Augen, damit sie dero Schönheit nicht erkennen; und wann sie derselben ja in ihren Gemüte überzeugt wären, so läßt selbiger nicht zu, zu ihrem Nachtheil, etwas zu rühmen, was sie selbsten weder gesagt, noch gemacht haben. Endlich, der seltsame Humeur der Letzten findet einen Mangel an Alles, und ist ihnen der Stylus der aller vortrefflichsten Scribenten dieser Zeit, nicht rein gnug &c.
Nota 1. Het konden (gelyk als 't gemeenlyk, en by kleinen Druk onvermydelyk gaat) eenige Zet-, en Druk-feilen ingeslopen, en in de Correctie overzien worden zyn; de welke ik, by de Herleezing, hoe wel al te laat, opgetekent heb; doch zyn ze zo grof niet, dat ze den Zin verwarren, noch zodanig, dat ze van een, ook maar middelmatig discreeten Leezer niet ligtelyk zouden konnen erkent, en gebetert worden.	Nota. 1. Es dörften (wie es gemeiniglich, und bey kleinem Druck fast unvermeidlich zugehet) hier, und dort, einige Setz-, und Druck-fehler eingeschlichen, und in der Correction übersehen worden seyn; welche bey nachmaliger Uberlesung, wiewol allzu spat, ad notam genommen habe; jedoch seynd sie so grob nicht, daß sie den Sensum turbiren, noch so beschaffen, daß sie von einem, nur etwas bescheidenen Leser nicht leichtlich könten erkannt, und gebessert werden.
(Voor al, bidde, in deeze Voor-rede Col. 1. lin. ult. by te zetten: niet; it. lin. 32. aan plaats Weel, wel te leezen)
Nota. 2. De verkorte grammaticalsche Bewoordingen, als Nom. subst. adj. Pron. pers. poss., dem., interr., rel. &c. it. Verb.	Nota. 2. Die verkürtzte grammaticalische Wörter, als Nom. Subst. adj. m. f. n. sing. plur. Pron. person. poss. dem. inter., relat. &c. it. Verb. act. neutr. imp. rec. Parti-

[fol. b4r]

act. neutr. imp. rec. Particip., Adv., Praep., Conj., en diergelyken; houd ik ook al voor overvloedig te verklaaren, zyn deze elkeen uyt de latynsche School, en elders bekent; alleenlyk vermaanende, als 'er na een Verbum compos. Verb. irr. of V. I. staat; dat men 't Verb. simplex van 't zelve opslaan, en 'er de Conjugacie naar moete bequaamen, als by Byspel: Verloopen V. I. Vid. Loopen; en zo voortaan.	cip. Adv. Praep. Conj. und dergleichen, halte ich ebenfalls für überflüssig zu erläuteren, weilen sie einem jeden aus der latinischen Schule, und sonsten bekannt seind; erinnere nur allein, wann nach einem Verbo compos., Verb. Irreg., oder V. I. stehet, daß man dessen Verb. simplex in unserer Grammat. aufschlagen, und die Conjugat. des Compos. darnach richten müsse; als zum Exempel: Verlauffen, V. I. Vid. Lauffen &c. und so fortan.
Nota. 3. Zommige Woorden-boeken pleegen de Woorden, die enkelyk tot boerten, en jokken; of maar by 't gemeen Volkje gebruikt worden, van de ernstig, en deftige, met een Sterretje (*) of Kruisje (†) te onderscheiden; maar, men kan ze, naar ik meen, lichter door Discrecie, it. door de Omstanden; dan door zulke Tekentjes distingueeren.	Nota. 3. Es pflegen etliche Dictionarien, die Wörter, die etwann nur in Schertz, oder von gemeinem Pövel gebraucht werden, von denen ernsthaften und zierlichen, vermittels eines Sternleins (*) oder Kreutzleins (†) von denen ernsthaften, und zierlichen zu unterscheiden; allein, man kan solche, meines erachtens, leichter durch Discretion, it. durch die Umstände, als durch solche Zeichen distinguiren.
Nota 4. Het zal hier en daar, ten Deel door Onvoorzichtigheit, en Vergeetenheit; ten Deel door 't Verzien der Zetters, iets van Woorden of anders aan zyn Plaats zyn uytgebleeven; 't Gebrek van de welke, ik, ten einde van 't geheel Werk herzet heb; maar de gewigtigste Uytblyfsels, vind men aan hunne Plaatsen met een Handeken (☞) betekent.	Nota. 4. Es wird hier und dort, theils aus Unvorsichtigkeit, und Vergessung; theils durch Versehung der Setzere, etwas an Wörteren, oder sonsten, an seinem rechten Ort ausblieben seyn, welchen Mangel ich zu Ende des gantzen Wercks durch einen kleinen Zusatz ersetz hab; die wichtigsten Ausbleibsele aber, findt man an ihren Orten mit einem Händlein (☞) bezeichnet.
Sluitelyk, dank ik mynen GOd voor dat, tot de gewenschde Voltooijing, ook van dit nieuw Koningl. Neder-Hoog-; en Hoog-Neder duitsch Woorden-boek, my, in mynen hoogen Ouderdom allergenadigst verleende Leeven, als ook Lichaams-, en Zielen-gezondheit; Hem oodmoediglyk smeekende, deezen mynen Arbeid zodaniglyk te zegenen, op dat den, door 't Middel van dit Boek, goeden deels verlichteden Omme gang tusschen beide duitsche Nacien, by een bestendige Vrede bloeijen, en, door zynen Bystand op de spaade Na-weereld vruchtbaarlyk voortgeplant worden moge,	Schließlich, dancke meinem GOtt für das, zur gewünschten Vollendung, auch dieses neuen Königl. Nider- Hoch-, und Hoch-Nider-teutschen Dictionarii, mir, in meinem hohen Alterthum allergnädigst verliehene Leben; wie auch Leibes-, und Seelen-gesundheit; mit flehentlicher Bitte, diese meine Arbeit also zu segnen, damit der, vermittels dieses Buchs, um ein gutes erleichterter Umgang zwischen beiden teutschen Nationen in beständigem Frieden blühen, und durch Seinen Beystand auf die spate Nach-welt fruchtbarlich fortgeplantz werden möge,
Tot Zyns Naamens Eer!	Zu Seines Namens Ehre!