Anathema's 3
(1971)–Rudy Kousbroek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Helden, hazen en hondenHet Nederlandse koloniale tijdperk heeft eigenlijk weinig literatuur opgeleverd die nu nog leesbaar is, of zelfs niet meer leesbaar is. Het is bv. heel verwonderlijk dat de periode van de politionele acties, tijdens welke toch een vrij groot aantal jonge Nederlanders plotseling werd overgeplant naar een hun onbekende wereld om daar de apotheose van ons imperium mee te maken, geleid heeft tot geen enkele literaire neerslag. Niet alleen niet in romans, maar zelfs niet in ons nationale produkt, poëzie. Maar het vreemdste blijft toch dat de episode van de Japanse inval en bezetting, een bewogen tijdvak in het bestaan van Nederlands-Indië en waarin meer Nederlanders betrokken zijn geweest (300.000) dan in enige andere periode in haar geschiedenis, zo weinig literaire sporen heeft achtergelaten. Deze hele tragedie heeft behalve een handjevol boeken eigenlijk alleen maar gedenkschriften opgeleverd, geschreven door hele en halve analfabeten, op de toon van een jubilerende rayon-chef die in het personeelsorgaan zijn herinneringen aan vroeger ophaalt. De sfeer is die van reünieën van oud-geïnterneerden. Reünisten-proza is een passende benaming. De boeken van C. van Heekeren, over wiens opmerkelijke Het pannetje van Oliemans ik al eens heb geschreven, zijn zeldzame uitzonderingen op deze regel. Kortgeleden verscheen van hem Helden, hazen en honden, het laatste deel van een trilogie over de Japanse verovering van Borneo, waarvan de andere delen zijn verschenen onder de titels Rode zon boven Borneo (1968) en Moord en brand (1969). Van 1967 dateert Batavia seint: Berlijn, dat ik, toen ik het kort geleden voor het eerst in handen kreeg, in één nacht uitlas. Zulke boeken zijn er niet veel. De inhoud van deze Borneo-trilogie is, fantastisch genoeg, eigenlijk ook reünistenproza - een indrukwekkend bewijs dat er geen op zichzelf slechte genres bestaan. Ieder procédé kan uitzonderlijke resultaten opleveren, als het maar met oorspronkelijkheid en passie gehanteerd wordt. | |
[pagina 137]
| |
Wat Van Heekeren gedaan heeft is een gegeven periode beschrijven aan de hand van persoonlijke getuigenissen van mensen die haar hebben meegemaakt. De meeste van die getuigenissen zijn afkomstig van mensen die niet kunnen schrijven - eentonig, vol clichés, conformistisch en met de visie van een regenworm op een slagveld; in boekformaat zouden ze vrijwel stuk voor stuk het daarstraks aangeduide resultaat hebben opgeleverd. Maar als gevolg van de ingeniositeit waarmee Van Heekeren ze heeft gegroepeerd, onderbroken, op elkaar in laten haken, naast en tegenover elkaar heeft gesteld - kortom ondergebracht heeft in een eigen compositie - houden de tekortkomingen op tekortkomingen te zijn. Het zijn dan juist de zwakheden die het geheel zo pathetisch en tragisch maken, en er die authenticiteit aan geven. Dit procédé maakt des te meer indruk omdat het onopvallend gebruikt wordt. Pas geleidelijk en bijna onmerkbaar begint het over te komen: er gebeurde een enorme tragedie met onspeciale, alledaagse mensen, mensen zoals men in de trein hoort praten en die voor het spelen van een rol in een tragedie nimmer enige training hebben ontvangen; mensen die voor het merendeel nu eenmaal niet voor heldendom in de wieg waren gelegd, die niet begrepen wat er met hen gebeurde en met een plotselinge nieuwe nachtmerrieachtige werkelijkheid probeerden verder te modderen op de manier waarop zij dat met de oude gewend waren geweest; en dat eigenlijk weer wel met een soort heldenmoed, zij het een onopzettelijke en zonder enig doel of zinnig resultaat. Wat Van Heekeren op een subtiele maar indrukwekkende manier weet duidelijk te maken is het naïeve, het irrelevante, het inadequate van de dingen waarmee de mensen hun beslissingen motiveren als zij plotseling geconfronteerd worden met drama's en catastrofes: dingen eigenlijk zoals men aan kinderen vertelt: ‘flink zijn,’ ‘doorzetten,’ ‘laat je niet kennen,’ ‘allemaal de handen ineenslaan,’ ‘er even doorheenbijten’ en wat dies meer zij. Het heeft er veel van of de gymnastiekles op de lagere school, de padvinderij, het hockeyveld de gedragsmodellen opleveren die de mensen in zulke situaties gebruiken. Dit heeft, consternerend als het is, tegelijk iets ontroerends. De mensen zijn onberekenbaar en wreed tegen anderen uit gebrek aan verbeelding, imcompetentie en een mateloos egocentrisme; de | |
[pagina 138]
| |
meesten zitten opgesloten in een eigen wereld en maken in nood rare sprongen; maar werkelijk berekenend boosaardige mensen zijn zeldzaam. Het is een soort onschuld en directheid die in de meeste verhalen aanspreekt. De gevolgen van een bombardement, beschreven door een verpleegster in de woorden die zij zou gebruiken om een brief aan haar moeder te schrijven; de lotgevallen van een transport gevangenen, in de beschrijving van een employé die nooit iets anders heeft geschreven dan maandrapporten; de evacuatie van vrouwen en kinderen weergegeven in de heuse toon waarmee die vrouwen het later aan hun vriendinnen zullen vertellen - het zijn juist de eentonige zinnen, de gemeenplaatsen, de armoedige beeldspraak, de machteloze vergelijkingen, die zulke teksten werkelijk indrukwekkend maken. Mits perfect gedoseerd en als onderdeel van een doelbewuste samenhang, zoals Van Heekeren weet te doen. Aan het resultaat is niet makkelijk te zien wat een tour de force het hier en daar is. Het maakt, precies omdat alles goed past, de onopvallende indruk van een geschiedenis van ‘hoe het gebeurd is,’ geïllustreerd met ooggetuige-verslagen; maar het is in werkelijkheid een meesterstuk van compositie. Ik denk dat de meeste mensen onderschatten, of zelfs geen idee hebben, van de organisatie die voor zoiets nodig is, het eindeloze gedonderjaag om de gebeurtenissen in een volgorde te krijgen die logisch schijnt (maar in feite nooit is), om een structuur te bedenken waarin alles op zijn plaats zit, waarin de lezer op ieder punt beschikt over de informatie uit het voorafgaande om te kunnen begrijpen wat er volgt en waarin de vicieuze cirkels zo goed mogelijk zijn bezworen. Zulke cirkels zijn er namelijk altijd, en Van Heekeren verwijst van tijd tot tijd, op een hem eigen onnadrukkelijke manier, naar het bestaan ervan, bescheiden toespelingen op het feit dat iemand zich daadwerkelijk bezig heeft gehouden met het schiften en sorteren van koffers met documenten, brieven, getuigenissen, notities, etc. waarin allerlei feiten niet kloppen en verdere verificaties vaak weer nieuwe raadsels opleveren. Iets anders wat een toevallige indruk maakt, maar in werkelijkheid eveneens een bewuste opzet van Van Heekeren moet zijn, is dat men al lezend geconfronteerd wordt met de vraag: wat zou ik zelf in zo'n situatie eigenlijk gedaan hebben? Die of die hande- | |
[pagina 139]
| |
ling van deze of gene was dan wel kennelijk de verkeerde maar wat was eigenlijk de juiste? En hoe had hij dat kunnen weten? Een voorbeeld, ik doe maar een greep, is hoe een bestuursambtenaar die zich in een nog niet door de Japanners bezet vissersdorp bevond, midden in de binnenlanden van West Borneo, bezoek kreeg van ‘een Chinees die beweerde dat hij namens de Japanners kwam. Ten bewijze daarvan liet hij een gestempelde doch niet ondertekende brief van de Japanse autoriteiten in Pontianak zien en gaf Verkuil [de B.B.-ambtenaar] order om hem de [300 vaten] olie uit te leveren en om met hem mee te gaan naar de hoofdstad.’ Wel doen? Niet doen? Honderden mensen stonden in die tijd voor zulke onoplosbare dilemma's. Soms waren er instructies, soms niet; soms waren zij tegenstrijdig, soms ook waren zij levensgevaarlijk en nergens goed voor. Soms had een beslissing een gelukkige uitwerking en soms een catastrofale, met overeenkomstige uitwerking op eer en reputatie - maar in beide gevallen was het hetzelfde blinde toeval, de zelfde onvoorzienbare samenloop van omstandigheden, die tot het nemen ervan leidde. Dit betekent niet dat de geschiedenis van de ineenstorting van het Nederlands-Indische gezag voor de Japanse opmars niet aan elkaar hing van ineptie, haat en nijd, parmantige dienstklopperij en ontstellende kortzichtigheid. In Helden, hazen en honden kan men lezen hoe er met krankzinnig formalisme geëist werd dat evacués van Borneo naar Java zich eerst plaatskaartjes moesten verschaffen in het kpm-kantoor. Een B.B.-ambtenaar ontdekte dat hij in geen enkele categorie thuishoorde. Hij was geen militair, en de plaatselijke commandant wilde niets met hem te maken hebben. ‘Ik was geen militair, ik moest naar gouverneur Haga gaan. Die kon mij niet zo maar laten gaan. Hij zou een telegram naar Batavia sturen met verzoek om overplaatsing.’ Een telegram met verzoek om overplaatsing! Met een evacuatie-boot die op het punt stond om te vertrekken en de Japanners die voor de deur stonden! ‘Ik ben toen zelf naar het postkantoor gegaan om zo'n telegrafisch verzoek om overplaatsing te zenden. Maar dat kon niet meer, want het was al zes uur en bovendien was het zondag. Ik ben toen weer naar de gouverneur gegaan en kreeg te horen, dat hij voor de zondagmiddag met rust gelaten wilde worden en dat ik dat | |
[pagina 140]
| |
moest begrijpen.’ Even later vertelt de betrokkene zijn geschiedenis aan R.H. Mulder, burgemeester van Bandjermasin, ‘waarop de heer Mulder kalmpjes zei: “Heb je dan een militair zakboekje?” Dat had ik gekregen, toen ik een dag of twintig daarvoor gedemilitariseerd werd. Hij zei dat ik dat dan maar eerst moest gaan halen, dan zou hij het aftekenen en dan kon ik met de boot mee.’ Mulder maakte later duidelijk ‘dat ik wel mijn best had gedaan, maar dat ik aan de verkeerde adressen had geklopt en dat ik bij hem moest wezen, want hij was burgemeester, assistent-resident, voorzitter van de vernielingscommissie en nog veel meer en ten slotte was hij ook nog dienstplichtambtenaar, die de zakboekjes aftekende bij komst en vertrek.’ Men kan zich en passant verdiepen in de mentaliteit van de betrokkene zelf,Ga naar voetnoot* die trouwens aantekent: ‘Ik heb toen ook in mijn achterhoofd gehad, dat ik niets zou doen zonder gedekt te zijn’ het is dit zelfde verschijnsel dat in de memoires van Weinreb telkens wordt gesignaleerd; het zou de moeite waard zijn om te weten aan hoeveel mensen deze mentaliteit in de laatste oorlog het leven heeft gekost. Niet minder krankzinnig is de situatie van een politiecommissaris in die zelfde plaats, die ook met die boot mee wilde. De veldpolitie was kortgeleden gedemilitariseerd, en deze commissaris, ‘die het gevoel kreeg dat hij in de lucht hing, ging om 12 uur naar [overste] Halkema en verzocht of hij nu gemilitariseerd kon worden. In verband met de moeilijkheid om uit te maken welke rang hij dan wel moest hebben werd de beslissing uitgesteld.’ Deze commissaris nam ten slotte zijn lot in eigen handen en sprong aan boord toen het schip op het punt stond om weg te varen. Een ander aspect van deze krankzinnige chaos, waarvan ik zelf als kind van twaalf jaar nog het een en ander gezien heb, was de | |
[pagina 141]
| |
grote geheimhoudingsmanie; ook hiervan vindt men in deze boeken een paar ongelooflijke staaltjes, zoals dat van de ijlings aangeworven rodekruiszusters, die in het diepste geheim naar Tarakan werden gestuurd, en wier gedragingen en correspondentie met ijver werden gecontroleerd op de streng verboden verwijzingen naar hun verblijfplaats; maar die bij het versturen van een postwissel hun volledige adres moesten invullen. Zo hangen deze geschiedenissen aan elkaar van absurde, tragische, krankzinnige en ontroerende feiten. Niemand anders heeft deze dingen ooit zo beschreven, of alleen maar ter illustratie van zijn eigen voortreffelijkheid en de idiotie van de anderen. Iedere inslag in die richting is Van Heekeren vreemd. Vandaar ook dat zijn eigen uitspraken, waaronder de weigering om alles en bloc te veroordelen, het gezag hebben van de objectiviteit. Zijn deze boeken literatuur? Er is geloof ik een zekere opzettelijke antiliteraire inslag in waar te nemen, die mij a priori sympathiek is, een lichtend voorbeeld van hoe zulke ondernemingen uitgevoerd zouden moeten worden. Men struikelt weleens over een slechte formulering of een bepaald lelijke zinswending. Ik weet niet of dat ook bij de opzet hoort. Maar het is zeker dat deze boeken horen bij de belangrijkste verschijningen van de laatste paar jaar, onafhankelijk van het onderwerp, en dat wie ze niet gelezen heeft zichzelf tekort doet. |
|