tonymisch (honden); 3. niet-menselijk/metonymisch (koeien); 4. niet-menselijk/metaforisch (renpaarden).
Lévi-Strauss formuleert nu de volgende wet: dieren die tot ons in een metaforische relatie staan, krijgen namen die metonymen zijn van onze namen, en omgekeerd (Pensée sauvage p. 272). De namen die wij aan vogels geven zijn een illustratie: het zijn menselijke voornamen, maar alleen sommige (Piet, Gerrit), niet onverschillig welke. De paar voor dit doel gebruikte mensennamen zijn niet meer dan een deel van de volledige serie menselijke voornamen; hun relatie tot die serie is dus methonymisch.
Op grond van dezelfde wetmatigheid mag men voor honden - relatie tot de mensen metonymisch - namen verwachten die metaforisch zijn. Dat klopt: Rex, Prins, Sultan, Azor, Pasja zijn namen uit een serie die onderscheiden is van de serie mensennamen, die daar nergens een deel van is. Een geheel komt in de plaats voor een geheel, de verhouding van de namen is dus metaforisch.
Volgen wij nu Lévi-Strauss op de voet: koeien, zegt hij, hebben meestal beschrijvende namen, zoals Rustand (de lompe), Rousset (de rosse), Blanchette (de witte), Douce (de zachtaardige). etc. Het essentiële onderscheid met bv. hondenamen, is dat het stukken taal zijn, zij kunnen in een zin voorkomen en dan betekenis hebben, de betekenis van hun beschrijving. (De speciale termen waarin Lévi-Strauss dit vervat laat ik hier weg als niet onmisbaar.)
Ook de namen van renpaarden zijn ‘stukken taal’; het is mogelijk om zinnen te maken waarin ‘Faithfully Yours’ of ‘Florida Key’ in hun eigen betekenis voorkomen (al zijn dat dan uiteraard Engelse zinnen), maar het verschil met koeienamen is dat zij niet een eigenschap van het dier beschrijven. Renpaardenamen beschrijven helemaal niets en Lévi-Strauss noemt ze de ‘meest niet-menselijke’ van alle systemen van benoeming.
Tot slot maakt Lévi-Strauss nog een diagram, met de vier eerder beschreven mogelijkheden als de vier hoekpunten, en concludeert ‘wij hebben dus te maken met een coherent systeem’.
Maar is het dat ook? Er gaat van het systeem een opmerkelijke bekoring uit, zo opmerkelijk dat men vergeet dat het er eigenlijk twee zijn. In de passage over koeien en renpaarden was sprake van namen die al of niet een deel van de taal zijn (om het enigszins vereenvoudigd weer te geven), maar wat is er gebeurd met