Anathema's 3
(1971)–Rudy Kousbroek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Taal | |
[pagina 83]
| |
Blaffen met en zonder hondOmstandige eerbewijzen aan een machtig man, na zijn dood, worden wel verklaard uit de angst dat hij anders terug zal komen om de levenden nog verder dwars te zitten. Het eerbetoon heeft iets van ‘kijk eens wat we voor u doen,’ zoniet: ‘kijk eens hoeveel moeite we ons nog voor u getroosten,’ met de implicatie: hoe meer mensen er door gederangeerd worden, hoe doelmatiger de bezwering. De karakteristieke gedachte is: dit waren de dingen die hem tijdens zijn leven ook altijd zo goed bevielen, niet zelden belichaamd in de uitspraak: ‘Hij zou het zelf zo gewild hebben’; men probeert letterlijk zijn geest tevreden te stellen door in zijn geest te handelen. Het besluit om het Place de l'Etoile in Parijs om te dopen tot Place Chales de Gaulle is hiervan een goed voorbeeld. Niet alleen roepen de haast waarmee de beslissing werd genomen en de manier waarop bestaande procedures daartoe opzij moeten worden gezet levendig de ambtsperiode van de overleden President in de herinnering, maar de resultaten hebben ook typisch dat ongeriefelijke dat de maatregels kenmerkte die hij zelf tijdens zijn leven placht te nemen - de grootscheepse operatie destijds om oude franken te vervangen door nieuwe bijvoorbeeld. Dat mag op het eerste gezicht niet veel lijken op het omdopen van een plein, maar op het niveau van hun consequenties springen de structuurovereenkomsten onmiddellijk in het oog. Ook voor de nieuwe-frank-operatie golden de volgende kenmerken: 1. het stichten van verwarring bij het publiek, dat voor officiële transacties de nieuwe notatie moest gebruiken maar in het dagelijks leven vast bleef houden aan de oude; 2. het verbreken van historische continuïteit - iemand die miljonair was, was dat opeens niet meer, zoals iemand die aan het Place de l'Etoile woonde daar nu plotseling niet meer woont (en wat te zeggen van de situatie waarin zich de roman van Patrick Modiano nu bevindt? Het is iets als een chequeboek in oude franks); 3. het veroorzaken van een aan- | |
[pagina 84]
| |
zienlijke administratieve rompslomp, met de noodzaak om allerlei documenten en bescheiden opnieuw te laten drukken en verdere complicaties; 4. het bevorderen van de nationale verdeeldheid: de bevolking wordt gesplitst in voor- en tegenstanders van de maatregelGa naar voetnoot*; 5. het geven van de illusie van revaluatie, terwijl er in feite niets verandert, niemand wordt er slechter of beter van. En toch is het principe van het veranderen van Parijse straatnamen allesbehalve zinloos. Een omdoping die mij al jaren intensief bezighoudt is die van het Rond-point des Champs Elysées tot het Rond-point Poincaré, om maar een voorbeeld te noemen. Als ik het voor het zeggen had zou ik ook zorgen voor een rue Gosité hier of daar, en een rue Gissement. Zo is er wel meer te bedenken, bv. een rue Bicon, die natuurlijk gekruist wordt door een rue César; de Ecole de Médecine zou worden ingesloten door een rue Béole, een rue Pture en een rue Matisme; er zou een groentebuurt komen met een rue Barbe en een rue Tabaga, uitkomend op een rue Mination. Men kan ook nog via heel andere principes te werk gaan en van bv. de Jardin du Luxembourg een Jardin Octave Mirbeau maken; de inrichting van het park zou dan iets moeten veranderen, zonder dat overigens het speeltuin-karakter daarbij verloren ging. De kunstige redenering van Lévi-Strauss over mensen- en dierennamen (in het zevende hoofdstuk van La pensée sauvage) is voor een groot deel gebaseerd op het namensysteem van de Tiwi, een volk dat de Melville en Bathurst eilanden bewoont. Dit systeem moet voldoen aan de voorwaarde dat niet één naam twee keer gebruikt mag worden; het is duidelijk dat ook straatnamen in een stad (of in een arrondissement) gebonden zijn aan deze voorwaarde. De meest triviale consequentie van die voorwaarde is dat het veel gemeentebesturen kennelijk moeilijk valt om er aan te voldoen. Het vinden van namen voor nieuwe straten stelt hen voor grote problemen. Een van de weinige uitzonderingen is Den Haag, dat de wereld heeft verrijkt met een briljante systematische oplossing voor | |
[pagina 85]
| |
dit vraagstuk: de creatie van buurten waarin alle straten namen hebben die aan een bepaald onderwerp ontleend zijn. Zoals in wel meer steden bestond in Den Haag al een schildersbuurt, een zeeheldenbuurt, een staatsliedenbuurt. De volgende stap was een natuurkundigenbuurt, maar het was duidelijk dat het zo niet langer kon doorgaan, er moest iets minder uitheems worden gevonden, iets wat meer in de algemene belangstelling lag. De bomenbuurt en de bloemenbuurt die toen ontstonden kunnen nog worden gezien als een periode van zoeken, maar toen kwam de eerste geniale inval: een fruitbuurt. Elk gemeenteraadslid mocht een vrucht noemen en zo kwam er een Sinaasappelstraat, een Tomatenstraat, een Pompoenstraat; na een poosje kon niemand meer iets bedenken en toen kwam er nog een Vruchtboomstraat. Het verstand staat stil bij zoveel inventiviteit. De volgende étappe overtrof weer de vorige: er verrees een pluimveebuurt. Trotse inwoners namen hun intrek in de Kipstraat, op het Haanplein. De stad breidt zich nog steeds razendsnel uit. Wat zal de toekomst brengen? Ik hoop vurig op een ziektebuurt: de Kankerstraat, de Pokkenstraat, de Teringkade; het Syfilisplantsoen, de Gangreenlaan, het Bronchitishofje, het Pneumonieplein. Er zijn natuurlijk nog allerlei andere mogelijkheden, ik denk aan een lichaamsdelenbuurt, een tussenwerpselenbuurt, en nog veel meer. Men zou kunnen zeggen dat het er niet veel toe doet, dat that which we call a rose by any other name would smell as sweet, etc. of het nu het veranderen van een straatnaam betreft of het veranderen van oude franks in nieuwe. Maar zo eenvoudig is het niet. Zo wordt bv. vaak gezegd dat geld geen geur heeft, en het gaat hier ook niet om geuren, maar om klanken. Dat is, opmerkelijk genoeg, nu juist het enige waarvoor deze regel niet opgaat; een roos blijft onder iedere andere naam dezelfde geur, kleur, vorm, gewicht etc. behouden, maar niet dezelfde klank. A rose by any other name would not sound the same. Er is met straatnamen nog een andere complicatie, en dat is dat het geen echte namen zijn. Het mag voor de hand liggend lijken dat straten niet Henk of Wim worden genoemd, of Louise of Charlotte, maar dat is eigenlijk heel mysterieus. Waarom een schip wel en een straat niet? Zelfs met schepen is het geen regel, maar het is mogelijk; het fundamentele van het onderscheid schuilt in de omstandigheid dat | |
[pagina 86]
| |
een schip, ook als het naar iets of iemand genoemd wordt, niet het woord -schip als achtervoegsel behoudt; men spreekt niet van ‘het Oranjeschip’ of ‘het Johan van Oldenbarneveldtschip’ zoals men het wel heeft over ‘de Oranjestraat’ of ‘de Johan van Oldenbarneveldtlaan.’ Is een straatnaam een woord als ‘Keeshond’? Het is iets als iemand die, om te kunnen blaffen, gedwongen is een hond te nemen. We zullen nu nagaan of Lévi-Strauss, wiens chasse gardée zich immers op dit terrein bevindt, ons kan helpen om licht te brengen in deze duisternis. |
|