decadente traditie met mystiek-religieuze inslag.
Niet overigens dat ik daar in werkelijkheid veel mee gemeen heb: de grote schrijvers uit de romantisch-decadente traditie waren onvermoeide werkers met een reusachtige oeuvre, zoals Proust en Couperus, en daarbij meestal dandies en estheten met een enorme eruditie omtrent kunst en kunstgeschiedenis. Alleen al van de alimentaire idealen die ik er op na houd, van het genre rauwe gesneden kool eten uit een krant, zou een echte romantisch-decadente schrijver van zijn stoel vallen. Maar het is in feite dan ook niet de romantisch-decadente traditie, waaraan ik steeds meer ben gaan toegeven, maar de burgerlijk-sentimentele traditie. Dat lijkt er heel in de verte een beetje op, maar het heeft o.a. het voordeel dat het, zeker in ons land, in grotere kring geapprecieerd wordt. Het belachelijk vinden van Indiërs bijvoorbeeld, hun op te dragen ‘mensenkleren’ aan te trekken (Op weg naar het einde, pag. 36) of het gewagen van ‘gekleurde souteneurs’ (Nader tot U, pag. 23), dat is zaad dat in Nederland niet op de rotsen valt.
Het getij begon voor mij te keren. Bijna niemand herinnerde zich meer dat ik naar aanleiding van de kinderachtige en onnodige inhouding van de mij reeds toegedachte reisbeurs, in 1951, besloten had om de Nederlandse literatuur de rug toe te keren en voortaan alleen in de Engelse taal te schrijven. Als ik nu samenvattende terugblikken geef, wacht ik mij wel om dat nog te noemen.
Liever zeg ik bij zulke gelegenheden, ook al is het het minst door wanbegrip voor mijn werk gekenmerkte ogenblik in mijn leven, dat ik ‘in de Nederlandse literatuur van mijn tijd alleen sta,’ dat ik ‘het wanbegrip aangaande datgene wat in mijn werk vertolkt wordt, en de uit dat wanbegrip voortvloeiende afzondering en eenzaamheid bereid ben te aanvaarden’.
Dat is immers ook een onderdeel van de burgerlijk-sentimentele traditie: een schrijver, om groot te worden gevonden, moet miskend zijn (al krijgt hij de P.C. Hooftprijs) en eenzaam.
Er zijn natuurlijk ook wel schrijvers die echt eenzaam zijn, omdat zij met de samenleving op voet van oorlog staan, maar dat is niet decadent en niet romantisch, en daar moet ik niets van hebben. Oei, neen! Dat zou betekenen, dat men in een vacuüm moest leven, dat er geen stroming was die de burgerlijk-sentimentele