De Hollandsche vertaalmolen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1820-1885
(2002)–Cees Koster– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 5a
[pagina 122]
| |
25
| |
Amsterdam Augustus 1879Er is een vriendlijk huis op den Nieuwezijds Voorburgwal bij de Paleisstraat, 161, waar de gulle gastheer, om de veertien dagen, Dinsdags avonds, vrienden van zeer uiteenloopende meeningen en opvattingen verenigt, om de werken van onze groote Hollandsche dichters samen te lezen. | |
[pagina 123]
| |
Is het wonder, dat ik, één van de gelukkigen uit dien kring, naar huis gaande, wel eens bij mij zelven de schoone regels uit het begin van keats' Endymion opzeî: ‘A thing of beauty is a joy forever.
Its loveliness increases, it will never
Pass into nothingness, but still will keep
A bower quiet for us, and a sleep,
Full of sweet dreams and health and quiet breathing,’
en eindelijk beproefde een schoon en bij ons weinig bekend fragment van dien beminnelijken, te vroeg gestorven jongen Engelschman, in Hollandsche jamben over te zetten? Ik bedoel zijn onvoltooiden Hyperion. Mag ik U die vertaling opdragen met een kleine inleiding? [.../27...] Vergunt mij nog een enkel woord omtrent het metrum van de vertaling. De vijfvoetige rijmelooze jambe is tot nu toe in 't Nederlandsch zeer zelden gebruikt voor een heroïsch gedicht. In het Engelsch, gelijk bekend, is zij, sedert Milton's Paradise Lost, de echte heroïsche maat geworden, en heeft, vooral in den meest verheven stijl, enkele eigenaardigheden gekregen die haar van de Duitsche tragische vijfvoetige jambe onderscheiden. Daartoe behoort het herhaaldelijk omkeeren van den aanslag, ja ook het dikwerf gebruiken van trocheën in het midden van het vaers. Ik heb gemeend in den aanslag trocheën te mogen plaatsen, en geloof dat daardoor het metrum aan verscheidenheid wint. Eene andere eigenaardigheid van de Engelsche vijfvoetige jamben, die met het geheele samenstel der Engeslche taal in het nauwste verband staat, is, dat vrouwelijke uitgangen aan het slot van de regels zoo goed als niet voorkomen. Daardoor, schijnt het mij, wint de Engelsche ‘heroïc’ het in/ (28) statigheid van den Duitschen zustervorm. Hoe lastig dit ook soms mocht zijn en hoezeer de vrouwelijke uitgangen aan het slot der regels zich in 't Hollandsch van zelf opdringen, zoo heb ik mij verplicht geacht die niet dan bij zeldzame uitzondering toe te laten, zooals in het begin of het slot van een periode of waar ik een sterk accent op de tiende lettergeep volstrekt noodig had. | |
[pagina 124]
| |
Omtrent andere bijzonderheden verzoek ik U vriendelijk de aanteekeningen achter mijne vertaling in te zien, waarin gij o.a. iets zult vinden, wat U licht meer dan in dit droog begin zal aantrekken, en wel, ter juistere waardeering van den Engelschen dichter, verscheidene van zijne schoonste regels in hun oorspronkelijke vorm.
(/58) Aanteekeningen op den eersten zang
[.../59...] Regel 1-21. In zijne fraaie verhandeling, ‘Drie voorwaarden van Kunstgenot,’ te lezen in het 3de en 4de nommer van den ‘Nederland’, jaargang 1879 en waarvan het eerste gedeelte aan keats is gewijd, zegt busken huet, die, evenals ik, keats heeft liefgekregen: ‘Geheel dit onderhoud van thea en saturnus, de gedaante van den God en de Godin, het oord der ontmoeting, is meesterlijk beschreven: niet dan die somber klinkende substantieven en adjectieven, die men te vergeefs beproeven zou van de eene taal in de andere over te brengen.’Ga naar eind33 Omtrent dit ‘te vergeefs beproeven zou’ wenscht/ (60) de eerste Nederlandsche vertaler te zeggen, dat hij eene nieuwe, eene herhaalde poging om dit en andere gedeelten van den ‘Hyperion’ naar waarde over te zetten aan alle jonge dichters aanbeveelt, die den rijmeloozen jambischen vijfvoet tot voertuig willen maken van eigen verheven gedachten. [...] |
|