17
Jacob Geel en Laurence Sterne - II (1859)
Jacob Geel, ‘Voorrede van den tweeden druk’,
in: Sternes sentimenteele reis door Frankrijk en
Italië: door Geel, Tweede verbeterde druk. Amsterdam:
Nayler & Co. 1859, pp. vii-viii.
In de inleiding bij deze tweede, herziene druk van de Sentimenteele reis is bij Jacob Geel (zie Nr. 9) de luimige toon bijna
geheel verdwenen. Hij reageert op bedenkingen tegen de eerste druk van zijn
vertaling en gaat aldoende in op een aantal themata van het contemporaine
vertaaldiscours: vrijheid tegenover getrouwheid en vertaalwaardigheid van het
origineel.
Het rouwt den Vertaler niet dat hij vroeger eenige uren op zijn kantoortijd
beknibbeld en aan deze Vertaling besteed heeft; evenmin, dat hij dezen tweeden
druk, zoo goed als hij kon, overgewerkt heeft en gezuiverd van allerlei fouten,
uitgenomen die van Sterne.
De hoofdfout van den Vertaler was dat, hoe getrouw ook arbeidende, hij nog te
veel van Sterne afgeweken was.
De Vertaler gelooft, in gemoede, dat men niets vertalen moet wat niet waard is
vertaald te worden - eene overtollige herinnering in dit land! maar zij staat
hier alleen om te figureren - dat men vrij
mag vertalen, wanneer het alleen zaken geldt: dat men aan vorm
en stijl van het origineel zich binden moet, wanneer het om deze te doen is; dat
het zoogenaamde overbrengen/ (viii) en vrije
navolgen een beunhazerij is, een misselijke ijdelheid van den Navolger:
ijdelheid, omdat hij (vraag het hem zelven!) zich in de
firma van het auteurschap meent in te dringen: misselijk, omdat hij het
gemakkelijke hooger stelt dan het moeijelijke -
- Maar, zeggen zij, men dient het vertaalde Hollandsch te kleeden, en Hollandsch
te tooijen -
- Dit maakt de zaak zeer begrijpelijk voor kleêren- en haarsnijders.
Met die metaphora sleept gij een kunststuk van Phidias naar Holland, en